Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

it is splendid to have you with us

Толкование Перевод

1 splendid

['splendɪd]
adj

великолепный

These rains are splendid for crops. — Эти дожди очень хороши для урожая.

He is splendid at chess. — Он великолепно играет в шахматы.

He is splendid with his hands. — У него золотые руки;

it is splendid to have you with us — чудесно, что вы с нами.

- splendid furniture
- splendid idea
- a splendid sight

- splendid for smb, smth
- that's splendid!
USAGE:

See absolutely, adv

English-Russian combinatory dictionary > splendid
2 have

n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft
--------
v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzaken

have¹

[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉

♦voorbeelden:

¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters

————————

have²

, 〈in betekenis II 1-3, 5, 6, 9, 11, 13, 16, en 17 informeel ook〉 have got 〈 had, had〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

♦voorbeelden:

¶ have at someone • iemand aanvallen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉

2 hebben 〈 als onderdeel〉 ⇒ bevatten, bestaan uit

3 krijgen ⇒ ontvangen

4 nemen ⇒ pakken, gebruiken 〈 eten, drinken e.d.〉

5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan

6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten

7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉

8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden

9 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs met to〉 hebben te

10 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 laten ⇒ doen, opdracht geven te

11 〈 met naamwoord en complement van het voorwerp〉 zover krijgen dat ⇒ aan het … krijgen, maken dat

12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat

13 in huis hebben ⇒ te gast hebben; 〈 bij uitbreiding〉 uitnodigen, vragen

14 krijgen 〈 kind〉

15 vrijen/slapen met

16 zorgen voor

17 〈 informeel〉 te pakken hebben 〈 letterlijk en figuurlijk〉 ⇒ het winnen van

18 〈Brits-Engels; slang〉 bedriegen ⇒ bij de neus nemen

19 〈 verouderd〉 kennen ⇒ beheersen

♦voorbeelden:

1   he's got billions • hij heeft miljarden

     you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wil

     he has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugen

     have mercy on us • heb medelijden met ons

     I've got no time • ik heb geen tijd

     you have my word • je hebt mijn woord, mijn woord erop

     I've got it • ik heb het, ik weet het (weer)

     〈 informeel〉 he has it in him (to do a thing like that) • hij is ertoe in staat (zoiets te doen)

     you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat in

     he wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)

     do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?

     have something about/on one • iets bij zich hebben

     what does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?

2   the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukken

3   this book is nowhere to be had • dit boek is nergens te krijgen

     may I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?

     he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafenis

     we've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)

     you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgen

4   have breakfast • ontbijten

     have a cigarette • een sigaret nemen/roken

5   have a headache • hoofdpijn hebben

     have a good time • het naar zijn zin hebben

     you have it badly • je hebt het lelijk te pakken

6   we have Malta on our left • Malta ligt s van ons

     let's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggen

7   have a bath • een bad nemen

     have a discussion • discussiëren, een discussie hebben

     have a try • (het) proberen

     have a walk • een wandeling maken

8   I won't have such conduct • ik duld zulk gedrag niet

     I won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegt

     I'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet over

9   I still have quite a bit of work to do • ik heb nog heel wat te doen

10 have one's hair cut • zijn haar laten knippen

     he's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doen

     have a tooth out • een tand laten trekken

11 he finally had his audience laughing • eindelijk kreeg hij zijn publiek aan het lachen

12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lieten

13 we can't have people here • we kunnen hier geen mensen ontvangen

     have someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigen

     have someone down • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van boven, uit het noorden of uit de stad〉

     we are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werk

     have someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉

14 have a child by • een kind hebben van

15 he's never had a woman • hij is nog nooit met een vrouw naar bed geweest

16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?

17 you've got me there • jij wint; geen idee, daar vraag je me wat

18 John's been had • ze hebben John beetgenomen

19 he has little Latin and less Greek • hij kent maar een beetje Latijn en nog minder Grieks

     〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennen

¶ he had it coming to him • hij kreeg zijn verdiende loon

     have it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)

     as the Bible has it • zoals het in de bijbel staat

     rumour has it that … • het gerucht gaat dat …

     have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)

     〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan geven

     have it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemand

     〈Brits-Engels; informeel〉 have it away/off (with someone) • neuken (met iemand)

     have it in for someone • de pik hebben op iemand

     have it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemand

     〈 Brits-Engels〉 have someone up (for something) • iemand voor de rechtbank brengen (wegens iets)

     have something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebben

     you have nothing on me • je kunt me niks maken

     have nothing on • niet kunnen tippen aan

     have something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op

→ have on have on/

III 〈 hulpwerkwoord〉

1 hebben ⇒ zijn

2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn

♦voorbeelden:

1   I have worked • ik heb gewerkt

     he has died • hij is gestorven

2   had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebben

     I had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergat

     I'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan

→ have got have got/, have got to have got to/, have to have to/

English-Dutch dictionary > have
3 view

1. noun
1) (range of vision) Sicht, die

get a good view of something — etwas gut sehen können

have a clear/distant view of something — etwas deutlich/in der Ferne sehen können

be out of/in view — nicht zu sehen/zu sehen sein

come into view — in Sicht kommen

our hotel has a good view of the sea — von unserem Hotel aus kann man das Meer gut sehen

2) (what is seen) Aussicht, die

the views from here — die Aussicht von hier

a room with a view — ein Zimmer mit Aussicht

3) (picture) Ansicht, die

photographic view — Foto, das

4) (opinion) Ansicht, die

what is your view or are your views on this? — was meinst du dazu?

don't you have any view[s] about it? — hast du keine Meinung dazu?

the general/majority view is that... — die Allgemeinheit/Mehrheit ist der Ansicht, dass...

take a favourable view of something — etwas billigen

have or hold views about or on something — eine Meinung über etwas (Akk.) haben

hold or take the view that... — der Ansicht sein, dass...

in my view — meiner Ansicht nach

in somebody's view — nach jemandes Ansicht

I take a different view — ich bin anderer Ansicht

take a critical/grave/optimistic view of something — etwas kritisch/ernst/optimistisch beurteilen

5)

be on view — [Waren, Haus:] besichtigt werden können; [Bauplan:] [zur Einsicht] ausliegen

in view of something — (fig.) angesichts einer Sache

with a view to or with a or the view of doing something — in der Absicht, etwas zu tun

with a view to something — (fig.) mit etwas im Auge

with this in view — in Anbetracht dessen; see also academic.ru/56438/point">point I 1.

6) (survey) Betrachtung, die; (of house, site) Besichtigung, die
2. transitive verb
1) (look at) sich (Dat.) ansehen

2) (consider) betrachten; beurteilen [Situation, Problem]

viewed in this light... — so gesehen...

I view the matter differently — ich sehe das anders

3) (inspect) besichtigen

ask to view something — darum bitten, etwas besichtigen zu dürfen
3. intransitive verb
(Telev.) fernsehen

* * *
[vju:] 1. noun
1) ((an outlook on to, or picture of) a scene: Your house has a fine view of the hills; He painted a view of the harbour.) die (An)Sicht

2) (an opinion: Tell me your view/views on the subject.) die Ansicht

3) (an act of seeing or inspecting: We were given a private view of the exhibition before it was opened to the public.) die Besichtigung
2. verb
(to look at, or regard (something): She viewed the scene with astonishment.) betrachten

- viewer
- viewpoint
- in view of
- on view
- point of view
* * *

view

[vju:]

I. n

1. no pl (sight) Sicht f

in full \view of all the spectators vor den Augen aller Zuschauer

to block [or obstruct] sb's \view jds Sicht behindern

to come into \view in Sicht kommen, sichtbar werden

to disappear from [or out of] \view [in der Ferne] verschwinden

to hide [or shield] from \view sich akk dem Blick entziehen

the house is hidden from \view behind a high hedge das Haus liegt den Blicken entzogen hinter einer hohen Hecke

to keep sb/sth in \view jdn/etw im Auge behalten

2. (panorama) [Aus]blick m, Aussicht f

we have a clear \view of the sea wir haben freien Blick aufs Meer

the \view from our living room over the valley is breathtaking der [Aus]blick von unserem Wohnzimmer über das Tal ist atemberaubend

he paints rural \views er malt ländliche Motive

he lifted his daughter up so that she could get a better \view er hob seine Tochter hoch, sodass sie besser sehen konnte

to have a bird's-eye \view of sth etw aus der Vogelperspektive sehen

panoramic \view Panoramablick m

to afford a \view einen Blick [o eine Aussicht] bieten

3. (opportunity to observe) Besichtigung f

4. no pl (for observation)

to be on \view works of art ausgestellt werden

to be on \view to the public der Öffentlichkeit zugänglich sein

5. (opinion) Ansicht f, Meinung f (about/on über + akk)

in sb's \view nach jds Einschätzung

what are your \views on this issue? was meinen Sie zu dieser Frage?

it's my \view that the price is much too high meiner Meinung nach ist der Preis viel zu hoch

exchange of \views Meinungsaustausch m

\view of the market Markteinschätzung f

point of \view Gesichtspunkt m, Standpunkt m

from my point of \view... meiner Meinung nach...

world \view Weltanschauung f

conflicting \views widersprüchliche Meinungen

jaundiced/prevailing \view zynische/vorherrschende Meinung

there is a prevailing \view that... es herrscht die Ansicht, dass...

to air one's \views seine Ansichten darlegen

to echo [or endorse] a \view sich akk einer Meinung anschließen

to express a \view eine Meinung ausdrücken [o zum Ausdruck bringen]

to have [or take] a \view eine Meinung vertreten

to have an optimistic \view of life eine optimistische Lebenseinstellung haben

to take a dim [or poor] \view of sth nicht viel von etw dat halten

to have [or hold] [or take] the \view that... der Meinung sein, dass...

to have [or hold] \views about [or on] sb/sth Ansichten über jdn/etw haben

to hold strong \views about sth über etw akk strenge Ansichten haben

to make a \view known eine Ansicht mitteilen

to share a \view gleicher Meinung sein, eine Ansicht teilen

this \view is not widely shared diese Ansicht wird nicht von vielen geteilt

▪ in sb's \view jds Ansicht nach

6. ( fig: perspective) Ansicht f

from the money point of \view, the plan is very attractive but from the work point of \view, it's a disaster vom Finanziellen her gesehen ist der Plan sehr verlockend, aber von der Arbeit her ist er eine Katastrophe

we take a very serious \view of the situation wir nehmen die Situation sehr ernst

to take a long-/short-term \view eine langfristige/vorläufige Perspektive einnehmen

to take an overall \view of sth etw von allen Seiten betrachten

▪ in \view of sth angesichts [o in Anbetracht] einer S. gen

▪ with a \view to doing sth mit der Absicht, etw zu tun

7. (idea) Vorstellung f

have you anything in \view for when you leave college? hast du [schon] irgendeine Idee, was du machen willst, wenn du vom College abgehst?

II. vt

1. (watch)

▪ to \view sth [from sth] etw [von etw dat aus] betrachten; (as a spectator) etw dat [von etw dat aus] zusehen [ o bes SÜDD, ÖSTERR, SCHWEIZ zuschauen

2. ( fig: consider)

▪ to \view sb/sth [as sb/sth] jdn/etw [als jdn/etw] betrachten

we \view the situation with concern wir betrachten die Lage mit Besorgnis

to \view sth from a different angle etw aus einem anderen Blickwinkel betrachten

3. (inspect)

▪ to \view sth sich dat etw ansehen

to \view a flat/a house eine Wohnung/ein Haus besichtigen

* * *
[vjuː]
1. n

1) (= range of vision) Sicht f

in full view of thousands of people — vor den Augen von tausenden or Tausenden von Menschen

the magician placed the box in full view of the audience — der Zauberer stellte die Kiste so auf, dass das ganze Publikum sie sehen konnte

the ship came into view —

I came into view of the lake — der See kam in Sicht or lag vor mir

to keep sth in view — etw im Auge behalten

the cameraman had a job keeping the plane in view — der Kameramann fand es schwierig, das Flugzeug zu verfolgen

to go out of view — außer Sicht kommen, verschwinden

the house is within view of the sea —

the house is exposed to view from passing trains — das Haus kann von vorbeifahrenden Zügen aus eingesehen werden

hidden from view — verborgen, versteckt

the horses were hidden from view behind the trees — die Pferde waren von den Bäumen verdeckt

she keeps the old china hidden from view — sie bewahrt das alte Porzellan im Verborgenen auf

the house is hidden from view from the main road — das Haus ist von der Hauptstraße aus nicht zu sehen

on view (for purchasing) — zur Ansicht; (of exhibits) ausgestellt

the painting will be on view tomorrow — das Bild kann morgen besichtigt werden

2) (= prospect, sight) Aussicht f

there is a splendid view from here/from the top — von hier/von der Spitze hat man einen herrlichen Blick or eine wunderschöne Aussicht

a view over... — ein Blick m über... (acc)

a good view of the sea — ein schöner Blick auf das Meer

a room with a view — ein Zimmer mit schöner Aussicht

I only got a side view of his head — ich habe seinen Kopf nur im Profil gesehen

he stood up to get a better view — er stand auf, um besser sehen zu können

3) (= photograph etc) Ansicht f (ALSO COMPUT)

I want to take a view of the forest — ich möchte eine Aufnahme vom Wald machen

views of London — Ansichten pl or Stadtbilder pl von London

views of the Alps — Alpenbilder

quick view (Comput) — Schnellansicht f

4) (= opinion) Ansicht f, Meinung f

in my view — meiner Ansicht or Meinung nach

to have or hold views on sth — Ansichten über etw (acc) haben

what are his views on this problem? — was meint er zu diesem Problem?

do you have any special views on the matter? — haben Sie eine besondere Meinung zu dieser Sache?

I have no views on that — ich habe keine Meinung dazu

to take the view that... — die Ansicht vertreten, dass...

or poor view of sb's conduct — jds Verhalten missbilligen

See:

→ point

5)

(= mental survey) an idealistic view of the world — eine idealistische Welt(an)sicht

a general or overall view of a problem —

a clear view of the facts — eine klare Übersicht über die Fakten

in view of — wegen (+gen), angesichts (+gen)

at first view —

we must not lose from view the fact that... I'll keep it in view — wir dürfen die Tatsache nicht aus dem Auge verlieren, dass... ich werde es im Auge behalten

6) (= intention, plan) Absicht f

to have sth in view — etw beabsichtigen

with a view to doing sth — mit der Absicht, etw zu tun

with this in view — im Hinblick darauf

he has the weekend in view when he says... — er denkt an das Wochenende, wenn er sagt...

2. vt

1) (= see) betrachten

2) (= examine) house besichtigen

3) (= consider) problem etc sehen

he views the prospect with dismay — er sieht dieser Sache mit Schrecken entgegen

4) (COMPUT: command) anzeigen

3. vi
(= watch television) fernsehen
* * *

view [vjuː]

A v/t

1. obs sehen, erblicken

2. (sich) etwas ansehen, besichtigen, in Augenschein nehmen:

view a flat eine Wohnung besichtigen

3. prüfen, untersuchen ( beide auch JUR)

4. fig (an)sehen, auffassen, betrachten, beurteilen ( alle:

as als)

B v/i fernsehen

C s

1. Besichtigung f, Inaugenscheinnahme f:

at first view auf den ersten Blick;

on nearer view bei näherer Betrachtung;

be plain to (the) view gut sichtbar sein

2. Prüfung f, Untersuchung f ( auch JUR)

3. Sicht f (auch fig):

in view

a) in Sicht, sichtbar,

b) fig in (Aus)Sicht;

in view of fig im Hinblick auf (akk), in Anbetracht oder angesichts (gen);

in full view of direkt vor jemandes Augen;

get a full view of etwas ganz zu sehen bekommen;

on view zu besichtigen(d), ausgestellt;

on the long view fig auf weite Sicht;

out of view außer Sicht, nicht mehr zu sehen;

come in view in Sicht kommen, sichtbar werden;

have in view fig im Auge haben, denken an (akk), beabsichtigen;

keep sth in view fig etwas im Auge behalten;

lose view of aus den Augen verlieren;

there is no view of success es besteht keine Aussicht auf Erfolg

4. a) (Aus)Sicht f, (Aus-)Blick m (of, over auf akk):

there is a grand view of the mountains from here von hier hat man einen herrlichen Blick auf die Berge

b) Szenerie f, Blick m

5. MAL, FOTO Ansicht f, Bild n:

views of London

6. (kritischer) Überblick (of über akk)

7. Absicht f:

with a view to

a) mit oder in der Absicht ( doing zu tun), zu dem Zwecke (gen), um zu (inf),

b) im Hinblick auf (akk)

8. (of, on) Ansicht f, Meinung f, Urteil n (von, über akk), Auffassung f (von):

view of life Lebensanschauung f;

in my view in meinen Augen, meines Erachtens;

what is your view on …? was halten Sie von …?, wie beurteilen Sie …?;

be of ( oder take) the view that … der Ansicht sein oder die Ansicht vertreten, dass …;

it is my view that … ich bin der Ansicht, dass …;

be of the same view der gleichen Ansicht sein;

form a view on sich ein Urteil bilden über (akk);

hold extreme views extreme Ansichten vertreten;

take a bright (dim, grave, strong) view of etwas optimistisch (pessimistisch, ernst, hart) beurteilen

9. Vorführung f:

the private view of a film

* * *
1. noun
1) (range of vision) Sicht, die

get a good view of something — etwas gut sehen können

have a clear/distant view of something — etwas deutlich/in der Ferne sehen können

be out of/in view — nicht zu sehen/zu sehen sein

come into view — in Sicht kommen

our hotel has a good view of the sea — von unserem Hotel aus kann man das Meer gut sehen

2) (what is seen) Aussicht, die

the views from here — die Aussicht von hier

a room with a view — ein Zimmer mit Aussicht

3) (picture) Ansicht, die

photographic view — Foto, das

4) (opinion) Ansicht, die

what is your view or are your views on this? — was meinst du dazu?

don't you have any view[s] about it? — hast du keine Meinung dazu?

the general/majority view is that... — die Allgemeinheit/Mehrheit ist der Ansicht, dass...

take a favourable view of something — etwas billigen

have or hold views about or on something — eine Meinung über etwas (Akk.) haben

hold or take the view that... — der Ansicht sein, dass...

in my view — meiner Ansicht nach

in somebody's view — nach jemandes Ansicht

I take a different view — ich bin anderer Ansicht

take a critical/grave/optimistic view of something — etwas kritisch/ernst/optimistisch beurteilen

5)

be on view — [Waren, Haus:] besichtigt werden können; [Bauplan:] [zur Einsicht] ausliegen

in view of something — (fig.) angesichts einer Sache

with a view to or with a or the view of doing something — in der Absicht, etwas zu tun

with a view to something — (fig.) mit etwas im Auge

with this in view — in Anbetracht dessen; see also point I 1.

6) (survey) Betrachtung, die; (of house, site) Besichtigung, die
2. transitive verb
1) (look at) sich (Dat.) ansehen

2) (consider) betrachten; beurteilen [Situation, Problem]

viewed in this light... — so gesehen...

I view the matter differently — ich sehe das anders

3) (inspect) besichtigen

ask to view something — darum bitten, etwas besichtigen zu dürfen
3. intransitive verb
(Telev.) fernsehen

* * *

v.

betrachten v.

prüfen v.

sehen v.

(§ p.,pp.: sah, gesehen) (in regard to) n.

Hinblick -e m. (of) n.

Betrachtungsweise f. n.

Anblick -e m.

Anschauung f.

Ansicht -en f.

Auffassung f.

Aussicht -en f.

Betrachtung f.

Blick -e m.

English-german dictionary > view
4 say

1. transitive verb,
pres. t. he says, p.t. & p.p. said

1) sagen

say something out loud — etwas aussprechen od. laut sagen

he said something about going out — er hat etwas von Ausgehen gesagt

what more can I say? — was soll ich da noch [groß] sagen?

it says a lot or much or something for somebody/something that... — es spricht sehr für jemanden/etwas, dass...

have a lot/not much to say for oneself — viel reden/nicht viel von sich geben

to say nothing of — (quite apart from) ganz zu schweigen von; mal ganz abgesehen von

that is to say — das heißt

having said that, that said — (nevertheless) abgesehen davon

when all is said and done — letzten Endes

you can say that again, you said it — (coll.) das kannst du laut sagen (ugs.)

you don't say [so] — (coll.) was du nicht sagst (ugs.)

says you — (coll.) wer's glaubt, wird selig (ugs. scherzh.)

I'll say [it is]! — (coll.): (it certainly is) und wie!

don't let or never let it be said [that]... — niemand soll sagen können, [dass]...

I can't say [that] I like cats/the idea — ich kann nicht gerade sagen od. behaupten, dass ich Katzen mag/die Idee gut finde

[well,] I must say — also, ich muss schon sagen

I should say so/not — ich glaube schon/nicht; (emphatic) bestimmt/bestimmt nicht

what have you got to say for yourself? — was haben Sie zu Ihren Gunsten zu sagen?

there's something to be said on both sides/either side — man kann für beide Seiten/jede Seite Argumente anführen

I can't say fairer than that — ein besseres Angebot kann ich nicht machen

and so say all of us — der Meinung sind wir auch

what do or would you say to somebody/something? — (think about) was hältst du von jemandem/etwas?; was würdest du zu jemandem/etwas sagen?

what I'm trying to say is this — was ich sagen will, ist folgendes

say nothing to somebody — (fig.) [Musik, Kunst:] jemandem nichts bedeuten

which/that is not saying much or a lot — was nicht viel heißen will/das will nicht viel heißen

2) (recite, repeat, speak words of) sprechen [Gebet, Text]; aufsagen [Einmaleins, Gedicht]

3) (have specified wording or reading) sagen; [Zeitung:] schreiben; [Uhr:] zeigen [Uhrzeit]

the Bible says or it says in the Bible [that]... — in der Bibel heißt es, dass...

a sign saying... — ein Schild mit der Aufschrift...

what does it say here? — was steht hier?

4) in pass.

she is said to be clever/have done it — man sagt, sie sei klug/habe es getan
2. intransitive verb, forms as
1.

1) (speak) sagen

I say! — (Brit.) (seeking attention) Entschuldigung!; (admiring) Donnerwetter!

2) in imper. (Amer.) Mensch!
3. noun
1) (share in decision)

have a or some say — ein Mitspracherecht haben (in bei)

have no say — nichts zu sagen haben

2) (power of decision)

the [final] say — das letzte Wort (in bei)

3) (what one has to say)

have one's say — seine Meinung sagen; (chance to speak)

get one's or have a say — zu Wort kommen

* * *
[sei] 1. 3rd person singular present tense - says; verb
1) (to speak or utter: What did you say?; She said `Yes'.) sagen

2) (to tell, state or declare: She said how she had enjoyed meeting me; She is said to be very beautiful.) sagen

3) (to repeat: The child says her prayers every night.) aufsagen

4) (to guess or estimate: I can't say when he'll return.) sagen
2. noun
(the right or opportunity to state one's opinion: I haven't had my say yet; We have no say in the decision.) das Mitspracherecht

- academic.ru/64401/saying">saying
- have
- I wouldn't say no to
- let's say
- say
- say the word
- that is to say
* * *

say

[seɪ]

I. TRANSITIVE VERB

<said, said>

1. (utter)

▪ to \say sth etw sagen

how do you \say your name in Japanese? wie spricht man deinen Namen auf Japanisch aus?

I'm sorry, what did you \say? Entschuldigung, was hast du gesagt?

to \say sth to sb's face jdm etw ins Gesicht sagen

when all is said and done letzten Endes

when all is said and done, you can only do your best letzten Endes kann man sich nur bemühen, sein Bestes zu geben

2. (state)

▪ to \say sth etw sagen

what did they \say about the house? was haben sie über das Haus gesagt?

what did you \say to him? was hast du ihm gesagt?

“the department manager is at lunch,” he said apologetically „der Abteilungsleiter ist beim Mittagessen“, meinte er bedauernd

another cup of tea? — I wouldn't \say no ( fam) noch eine Tasse Tee? — da würde ich nicht Nein sagen

to \say goodbye to sb jdm auf Wiedersehen sagen, sich akk von jdm verabschieden

if Europe fails to agree on this, we can \say goodbye to any common foreign policy ( fam) wenn Europa sich hierauf nicht einigen kann, können wir jegliche gemeinsame Außenpolitik vergessen

to \say the least um es [einmal] milde auszudrücken

he's rather unreliable to \say the least er ist ziemlich unzuverlässig, und das ist noch schmeichelhaft ausgedrückt

you can \say that again! ( fam) das kannst du laut sagen fam

to have anything/nothing/something to \say [to sb] [jdm] irgendetwas/nichts/etwas zu sagen haben

I've got something to \say to you ich muss Ihnen etwas sagen

to \say yes/no to sth etw annehmen/ablehnen

having said that,... abgesehen davon...

3. (put into words)

▪ to \say sth etw sagen

what are you \saying, exactly? was willst du eigentlich sagen?

that was well said das war gut gesagt; (sl)

\say what? echt? fam

he talked for nearly an hour, but actually he said very little er redete beinahe eine Stunde lang, aber eigentlich sagte er sehr wenig

needless to \say [that] he disagreed with all the suggestions, as usual natürlich war er, wie immer, mit keinem der Vorschläge einverstanden

to have a lot/nothing to \say viel/nicht viel reden

what have you got to \say for yourself? was hast du zu deiner Rechtfertigung zu sagen?

\say no more! alles klar!

to \say nothing of sth ganz zu schweigen von etw dat

it would be an enormous amount of work, to \say nothing of the cost es wäre ein enormer Arbeitsaufwand, ganz abgesehen von den Kosten

4. (think)

it is said [that] he's over 100 er soll über 100 Jahre alt sein

she is a firm leader, too firm, some might \say sie ist eine strenge Führungskraft, zu streng, wie manche vielleicht sagen würden

\say what you like, I still can't believe it du kannst sagen, was du willst, aber ich kann es noch immer nicht glauben

▪ to \say sth to oneself sich dat etw sagen

she said to herself, “what a fool I am!” „was bin ich doch für eine Idiotin“, sagte sie zu sich selbst

5. (recite aloud)

▪ to \say sth etw aufsagen

to \say a prayer ein Gebet sprechen

6. (give information)

▪ to \say sth etw sagen

the sign \says... auf dem Schild steht...

can you read what that notice \says? kannst du lesen, was auf der Mitteilung steht?

it \says on the bottle to take three tablets a day auf der Flasche heißt es, man soll drei Tabletten täglich einnehmen

my watch \says 3 o'clock auf meiner Uhr ist es 3 [Uhr]

7. (indicate)

to \say something/a lot about sb/sth etwas/eine Menge über jdn/etw aussagen

the way he drives \says a lot about his character sein Fahrstil sagt eine Menge über seinen Charakter aus

to \say something for sb/sth für jdn/etw sprechen

it \says a lot for her determination that she practises her cello so often dass sie so oft Cello übt, zeigt ihre Entschlossenheit

there's little/a lot to be said for sth es spricht wenig/viel für etw akk

there's a lot to be said for living alone es spricht viel dafür, alleine zu leben

8. (convey inner/artistic meaning)

▪ to \say sth etw ausdrücken

the look on his face said he knew what had happened der Ausdruck auf seinem Gesicht machte deutlich, dass er wusste, was geschehen war

the expression on her face when she saw them said it all ihr Gesichtsausdruck, als sie sie sah, sagte alles

9. ( fam: suggest)

▪ to \say sth etw vorschlagen

I \say we start looking for a hotel now ich schlage vor, wir suchen uns jetzt ein Hotel

what do you \say we sell the car? was hältst du davon, wenn wir das Auto verkaufen?

10. (tell, command)

▪ to \say when/where etc. sagen, wann/wo usw.

he said to meet him here er sagte, dass wir ihn hier treffen sollen

she said to call her back when you get home sie sagte, du sollst sie zurückrufen, wenn du wieder zu Hause bist

to \say when sagen, wenn es genug ist [o reicht

11. (for instance)

[let's] \say... sagen wir [mal]...; (assuming) nehmen wir an, angenommen

try and finish the work by, let's \say, Friday versuchen Sie die Arbeit bis, sagen wir mal, Freitag fertig zu machen

[let's] \say [that] the journey takes three hours, that means you'll arrive at 2 o'clock angenommen die Reise dauert drei Stunden, das heißt, du kommst um 2 Uhr an

12.

▶ to \say amen to sth Amen zu etw dat sagen

I'll \say amen to that ich bin dafür

▶ to be unable to \say boo to a goose ein Hasenfuß sein iron pej fam

he's so shy he couldn't \say boo to a goose er ist so schüchtern, er könnte keiner Fliege etwas zuleide tun

▶ to \say cheese ‚cheese‘ sagen, „wo ist das Vögelchen?“ hum

▶ before sb could \say Jack Robinson bevor jd bis drei zählen konnte

▶ to \say uncle AM ( esp childspeak) sich akk geschlagen geben, aufgeben

▶ to \say the word Bescheid geben

just \say the word, and I'll come and help sag nur ein Wort und ich komme zu Hilfe

▶ you don't \say [so]! was du nicht sagst!

▶ you said it! ( fam) du sagst es!

II. INTRANSITIVE VERB

<said, said>

1. (state) sagen

where was he going? — he didn't \say wo wollte er hin? — das hat er nicht gesagt

is it possible? — who can \say? ist das möglich? — wer kann das schon sagen?

I appreciate the gesture more than I can \say ich kann gar nicht sagen, wie ich die Geste schätze

I can't \say for certain, but... ich kann es nicht mit Sicherheit behaupten, aber...

hard to \say schwer zu sagen

I can't \say das kann ich nicht sagen [o weiß ich nicht]

it's not for sb to \say es ist nicht an jdm, etw zu sagen

I think we should delay the introduction, but of course it's not for me to \say ich denke, wir sollten die Einführung hinausschieben, aber es steht mir natürlich nicht zu, das zu entscheiden

not to \say... um nicht zu sagen...

2. (believe) sagen

is Spanish a difficult language to learn? — they \say not ist Spanisch schwer zu lernen? — angeblich nicht

3. (to be explicit)

... that is to \say...... das heißt...

our friends, that is to \say our son's friends, will meet us at the airport unsere Freunde, genauer gesagt, die Freunde unseres Sohnes, werden uns am Flughafen treffen

that is not to \say das soll nicht heißen

he's so gullible, but that is not to \say that he is stupid er ist so leichtgläubig, aber das soll nicht heißen, dass er dumm ist

4. LAW

how \say you? wie lautet Ihr Urteil?

III. NOUN

no pl Meinung f

to have one's \say seine Meinung sagen

can't you keep quiet for a minute and let me have my \say? könnt ihr mal eine Minute ruhig sein, damit ich auch mal zu Wort kommen kann? fam

to have a/no \say in sth bei etw dat ein/kein Mitspracherecht haben

IV. ADJECTIVE

attr ( form)

▪ the said... der/die/das erwähnte [o genannte]...

V. INTERJECTION

1. AM ( fam: to attract attention) sag mal... fam

\say, how about going out tonight? sag mal, was hältst du davon, wenn wir heute Abend ausgehen? fam

I \say! BRIT ( dated) Donnerwetter! fam

I \say, what a splendid hat you're wearing! Donnerwetter, das ist ja ein toller Hut, den du da trägst! fam

2. (to show surprise, doubt etc.)

I [mean to [or must]] \say! [also,] ich muss [schon] sagen!; ( fam: for emphasis)

I'll \say! und wie!, das kann man wohl sagen! fam; (sl: to express doubt)

\says you! das glaubst aber auch nur du! fam

\says who? wer sagt das?

3. AM (expresses positive reaction) sag mal fam

\say, that's really a great idea! Mensch, das ist ja echt eine tolle Idee! fam

* * *
[seɪ] vb: pret, ptp said
1. TRANSITIVE/INTRANSITIVE VERB

1) sagen

you can say what you like (about it/me) — Sie können (darüber/über mich) sagen, was Sie wollen

I never thought I'd hear him say that — ich hätte nie gedacht, dass er das sagen würde

that's not for him to say — es steht ihm nicht zu, sich darüber zu äußern

he looks very smart, I'll say that for him —

if you see her, say I haven't changed my mind — wenn du sie siehst, sag ihr or richte ihr aus, dass ich es mir nicht anders überlegt habe

I'm not saying it's the best, but... — ich sage or behaupte ja nicht, dass es das Beste ist, aber...

though I say it myself — wenn ich das mal selbst sagen darf

never let it be said that I didn't try — es soll keiner sagen können or mir soll keiner nachsagen, ich hätte es nicht versucht

well, all I can say is... — na ja, da kann ich nur sagen...

it tastes, shall we say, interesting — das schmeckt aber, na, sagen wir mal interessant

you'd better do it – who says? —

well, what can I say? — na ja, was kann man da sagen?

what does it mean? – I wouldn't like to say — was bedeutet das? – das kann ich auch nicht sagen

having said that, I must point out... — ich muss allerdings darauf hinweisen...

so saying, he sat down — und mit den Worten setzte er sich

he didn't have much to say for himself — er sagte or redete nicht viel; (in defence) er konnte nicht viel (zu seiner Verteidigung) sagen

what have you got to say for yourself? — was haben Sie zu Ihrer Verteidigung zu sagen?

if you don't like it, say so —

why didn't you say so? — warum haben Sie das denn nicht gesagt?

do it this way – if you say so — machen Sie es so – wenn Sie meinen

2)

giving instructions he said to wait here — er hat gesagt, ich soll/wir sollen etc hier warten

3) = announce melden

who shall I say? — wen darf ich melden?

4) = recite poem aufsagen; prayer, text sprechen

say after me... — sprechen Sie mir nach...

5) = pronounce aussprechen

he can't say his r's — er kann kein R aussprechen

6) = indicate newspaper, dictionary, clock, horoscope sagen (inf); (thermometer) anzeigen, sagen (inf); (law, church, Bible, computer) sagen

it says in the papers that... — in den Zeitungen steht, dass...

what does the paper/this book/your horoscope etc say? — was steht in der Zeitung/diesem Buch/deinem Horoskop etc?

the rules say that... — in den Regeln heißt es, dass...

what does the weather forecast say? — wie ist or lautet (form) der Wetterbericht?

the weather forecast said that... —

what does your watch say? — wie spät ist es auf Ihrer Uhr?, was sagt Ihre Uhr? (inf)

did the news say anything about the strike? — kam in den Nachrichten etwas über den Streik?

they weren't allowed to say anything about it in the papers — sie durften in den Zeitungen nichts darüber schreiben

7) = tell sagen

it's hard to say what's wrong what does that say about his intentions/the main character? — es ist schwer zu sagen, was nicht stimmt was sagt das über seine Absichten/die Hauptperson aus?

that says a lot about his character/state of mind — das lässt tief auf seinen Charakter/Gemütszustand schließen

these figures say a lot about recent trends — diese Zahlen sind in Bezug auf neuere Tendenzen sehr aufschlussreich

and that's saying a lot — und das will schon etwas heißen

that's not saying much — das will nicht viel heißen

that doesn't say much for him —

that says a lot for him — das spricht für ihn

there's no saying — das weiß keiner

there's no saying what might happen — was (dann) passiert, das kann keiner vorhersagen

there's something/a lot to be said for being based in London — es spricht einiges/viel für ein Zuhause or (for a firm) für einen Sitz in London

8)

= suppose say it takes three men to... — angenommen, man braucht drei Leute, um zu...

if it happens on, say, Wednesday? — wenn es am, sagen wir mal Mittwoch, passiert?

9)

in suggestions what would you say to a whisky/game of tennis? — wie wärs mit einem Whisky/mit einer Partie Tennis?

shall we say Tuesday/£50? —

what did he say to your plan? — was hat er zu Ihrem Plan gesagt?

I'll offer £500, what do you say to that? —

what do you say we go now? (inf) — wie wärs or was hieltest du davon, wenn wir jetzt gingen?, was meinst du, sollen wir jetzt gehen?

let's try again, what d'you say? (inf) — was meinste, versuchen wirs noch mal? (inf)

what do you say? — was meinen Sie?

I wouldn't say no to a cup of tea — ich hätte nichts gegen eine Tasse Tee

he never says no to a drink — er schlägt einen Drink nie aus, er sagt nie Nein or nein zu einem Drink

10)

exclamatory well, I must say! —

I say! (dated) (to attract attention) I say, thanks awfully, old man! (dated) — na so was! hallo! na dann vielen Dank, altes Haus! (dated)

say, what a great idea! (esp US) — Mensch, tolle Idee! (inf)

say, buddy! (esp US) — he, Mann! (inf)

I should say so! — das möchte ich doch meinen!

you don't say! (also iro) — nein wirklich?, was du nicht sagst!

well said! — (ganz) richtig!

you('ve) said it! — Sie sagen es!

you can say that again! — das kann man wohl sagen!

say no more! — ich weiß Bescheid!

says you! (inf) — das meinst auch nur du! (inf)

says who? (inf) — wer sagt das?

and so say all of us — und wir stimmen alle zu

11)

set expressions (it's) easier said than done — das ist leichter gesagt als getan

no sooner said than done — gesagt, getan

when all is said and done — letzten Endes

they say..., it is said... — es heißt...

he is said to be very rich — er soll sehr reich sein, es heißt, er sei sehr reich

a building said to have been built by... — ein Gebäude, das angeblich von... gebaut wurde or das von... gebaut worden sein soll

it goes without saying that... —

that goes without saying — das ist selbstverständlich

that is to say — das heißt; (correcting also) beziehungsweise

that's not to say that... — das soll nicht heißen, dass...

the plan sounded vague, not to say impractical — der Plan klang vage, um nicht zu sagen unpraktisch

to say nothing of the noise/costs etc — von dem Lärm/den Kosten etc ganz zu schweigen or mal ganz abgesehen

to say nothing of being... — davon, dass ich/er etc... ganz zu schweigen or mal ganz abgesehen

enough said! — genug!

2. NOUN

1)

= opportunity to speak let him have his say — lass ihn mal reden or seine Meinung äußern

everyone should be allowed to have his say —

you've had your say — Sie haben Ihre Meinung äußern können

2) = right to decide etc Mitspracherecht nt (in bei)

to have no/a say in sth —

I want more say in determining... — ich möchte mehr Mitspracherecht bei der Entscheidung... haben

to have the last or final say (in sth) — (etw) letztlich entscheiden; (person also) das letzte Wort (bei etw) haben

* * *

say¹ [seı]

A v/t prät und pperf said [sed], 2. sg präs obs oder BIBEL say(e)st [ˈseı(ə)st], 3. sg präs says [sez], obs oder poet saith [seθ]

1. sagen, sprechen:

say yes to sth Ja zu etwas sagen;

they have little to say to each other sie haben sich wenig zu sagen; → goodby(e) A, jack¹ A 1, knife A 1

2. sagen, äußern, vorbringen, berichten:

have sth to say to ( oder with) etwas zu sagen haben in (dat) oder bei;

he has nothing to say for himself

a) er ist sehr zurückhaltend,

b) pej mit ihm ist nicht viel los;

have you nothing to say for yourself? hast du nichts zu deiner Rechtfertigung zu sagen?;

is that all you’ve got to say? ist das alles, was du zu sagen hast?;

the Bible says die Bibel sagt, in der Bibel heißt es oder steht;

people ( oder they) say he is ill, he is said to be ill man sagt oder es heißt, er sei krank; er soll krank sein;

what do you say to …? was hältst du von …?, wie wäre es mit …?;

it says es lautet (Schreiben etc);

it says here hier heißt es, hier steht (geschrieben);

my watch says 4:30 auf meiner Uhr ist es halb fünf;

what does your watch say? wie spät ist es auf deiner Uhr?;

you can say that again! das kannst du laut sagen!;

say no more (ist) schon gut!; → all C, bead A 2, nothing Bes Redew

3. sagen, behaupten, versprechen:

you said you would come; → soon 2

4. a) auch say over ein Gedicht etc auf-, hersagen

b) REL ein Gebet sprechen, ein Vaterunser etc beten: → grace A 11

c) KATH die Messe lesen

5. (be)sagen, bedeuten:

that is to say das heißt;

$500, say, five hundred dollars 500$, in Worten: fünfhundert Dollar;

(and) that’s saying sth (u.) das will was heißen;

that says it all das sagt alles

6. umg annehmen:

(let’s) say this happens angenommen oder nehmen wir (mal) an, das geschieht;

a sum of, say, $500 eine Summe von sagen wir (mal) 500 Dollar;

a country, say India ein Land wie (z. B.) Indien;

I should say ich würde sagen, ich dächte (schon)

B v/i

1. sagen, meinen:

it is hard to say es ist schwer zu sagen;

if you say so wenn du das sagst;

you may well say so das kann man wohl sagen;

you don’t say (so)! was du nicht sagst!;

say, haven’t I …? bes US umg sag mal, hab ich nicht …?;

I can’t say das kann ich nicht sagen;

as one ( oder you) might say könnte man sagen, sozusagen;

says he? umg sagt er?;

says who? umg wer sagt das?;

says you! sl das sagst du!, denkste!

2. I say

a) hör(en Sie) mal!, sag(en Sie) mal!,

b) (erstaunt od beifällig) Donnerwetter! umg, ich muss schon sagen!

C s

1. Ausspruch m, Behauptung f:

have one’s say seine Meinung äußern (to, on über akk oder zu)

2. Mitspracherecht n:

have a (no) say in sth etwas (nichts) zu sagen haben bei etwas;

let him have his say lass(t) ihn (doch auch mal) reden!

3. auch final say endgültige Entscheidung:

who has the say in this matter? wer hat in dieser Sache zu entscheiden oder das letzte Wort (zu sprechen)?

say² [seı] s ein feiner Wollstoff

* * *
1. transitive verb,
pres. t. he says, p.t. & p.p. said

1) sagen

say something out loud — etwas aussprechen od. laut sagen

he said something about going out — er hat etwas von Ausgehen gesagt

what more can I say? — was soll ich da noch [groß] sagen?

it says a lot or much or something for somebody/something that... — es spricht sehr für jemanden/etwas, dass...

have a lot/not much to say for oneself — viel reden/nicht viel von sich geben

to say nothing of — (quite apart from) ganz zu schweigen von; mal ganz abgesehen von

that is to say — das heißt

having said that, that said — (nevertheless) abgesehen davon

when all is said and done — letzten Endes

you can say that again, you said it — (coll.) das kannst du laut sagen (ugs.)

you don't say [so] — (coll.) was du nicht sagst (ugs.)

says you — (coll.) wer's glaubt, wird selig (ugs. scherzh.)

I'll say [it is]! — (coll.): (it certainly is) und wie!

don't let or never let it be said [that]... — niemand soll sagen können, [dass]...

I can't say [that] I like cats/the idea — ich kann nicht gerade sagen od. behaupten, dass ich Katzen mag/die Idee gut finde

[well,] I must say — also, ich muss schon sagen

I should say so/not — ich glaube schon/nicht; (emphatic) bestimmt/bestimmt nicht

what have you got to say for yourself? — was haben Sie zu Ihren Gunsten zu sagen?

there's something to be said on both sides/either side — man kann für beide Seiten/jede Seite Argumente anführen

I can't say fairer than that — ein besseres Angebot kann ich nicht machen

and so say all of us — der Meinung sind wir auch

what do or would you say to somebody/something? — (think about) was hältst du von jemandem/etwas?; was würdest du zu jemandem/etwas sagen?

what I'm trying to say is this — was ich sagen will, ist folgendes

say nothing to somebody — (fig.) [Musik, Kunst:] jemandem nichts bedeuten

which/that is not saying much or a lot — was nicht viel heißen will/das will nicht viel heißen

2) (recite, repeat, speak words of) sprechen [Gebet, Text]; aufsagen [Einmaleins, Gedicht]

3) (have specified wording or reading) sagen; [Zeitung:] schreiben; [Uhr:] zeigen [Uhrzeit]

the Bible says or it says in the Bible [that]... — in der Bibel heißt es, dass...

a sign saying... — ein Schild mit der Aufschrift...

what does it say here? — was steht hier?

4) in pass.

she is said to be clever/have done it — man sagt, sie sei klug/habe es getan
2. intransitive verb, forms as
1.

1) (speak) sagen

I say! — (Brit.) (seeking attention) Entschuldigung!; (admiring) Donnerwetter!

2) in imper. (Amer.) Mensch!
3. noun
1) (share in decision)

have a or some say — ein Mitspracherecht haben (in bei)

have no say — nichts zu sagen haben

2) (power of decision)

the [final] say — das letzte Wort (in bei)

3) (what one has to say)

have one's say — seine Meinung sagen; (chance to speak)

get one's or have a say — zu Wort kommen

* * *

v.

(§ p.,p.p.: said)

= sagen v.

English-german dictionary > say
5 show

ʃəu
1. past tense - showed; verb
1) (to allow or cause to be seen: Show me your new dress; Please show your membership card when you come to the club; His work is showing signs of improvement.) enseñar, mostrar

2) (to be able to be seen: The tear in your dress hardly shows; a faint light showing through the curtains.) notarse, verse

3) (to offer or display, or to be offered or displayed, for the public to look at: Which picture is showing at the cinema?; They are showing a new film; His paintings are being shown at the art gallery.) exhibir

4) (to point out or point to: He showed me the road to take; Show me the man you saw yesterday.) indicar, mostrar

5) ((often with (a)round) to guide or conduct: Please show this lady to the door; They showed him (a)round (the factory).) conducir, acompañar

6) (to demonstrate to: Will you show me how to do it?; He showed me a clever trick.) enseñar

7) (to prove: That just shows / goes to show how stupid he is.) demostrar

8) (to give or offer (someone) kindness etc: He showed him no mercy.) mostrar

2. noun
1) (an entertainment, public exhibition, performance etc: a horse-show; a flower show; the new show at the theatre; a TV show.) exposición, espectáculo

2) (a display or act of showing: a show of strength.) exhibición, demostración, alarde

3) (an act of pretending to be, do etc (something): He made a show of working, but he wasn't really concentrating.) ostentación, apariencia

4) (appearance, impression: They just did it for show, in order to make themselves seem more important than they are.) ostentación, apariencia

5) (an effort or attempt: He put up a good show in the chess competition.) actuación

•

- showy
- showiness
- show-business
- showcase
- showdown
- showground
- show-jumping
- showman
- showroom
- give the show away
- good show!
- on show
- show off
- show up

show¹ n

1. espectáculo

it's a fabulous show es un espectáculo fabuloso

2. programa

a game show un programa concurso

a comedy show un programa de humor

3. feria / exposición

an agricultural show una feria agrícola

a dog show una exposición canina

show² vb

1. mostrar / enseñar

I showed him my passport le mostré mi pasaporte

he showed me how to do it me enseñó cómo hacerlo

2. demostrar

this work shows that he's a genius este trabajo demuestra que es un genio

3. verse / notarse

don't worry about that stain it doesn't show no te preocupes por esa mancha no se nota

El participio pasado de show es shown

show /ʃou/, /tʃou/ sustantivo masculino (pl
◊ shows) show

show sustantivo masculino show Locuciones: fam pey (llamar la atención) montar/dar un show, to make a scene ' show' also found in these entries: Spanish: acusar - acusarse - adorno - alzada - alzado - amable - aparentar - arrojar - boato - charlatán - charlatana - chula - chulo - concurso - dar - decir - delicia - demostrar - demostración - desarrollarse - desfile - despliegue - deterioro - echar - ensañarse - enseñar - espectáculo - estimable - evidencia - evidenciar - exhibir - exhibirse - expuesta - expuesto - exteriorizar - fanfarrón - fanfarrona - fanfarronear - fantasma - fastuosa - fastuoso - gala - guiñol - horterada - indicar - lucir - lucirse - manifestar - mano - marcar English: chat show - colour - delight - door - embarrassing - fashion show - favor - favour - flop - grandiose - guide - hand - mill about - mill around - parody - peep show - puppet show - quiz - rope - sensitivity - show - show in - show off - show out - show round - show up - show-jumper - show-jumping - show-off - show-stopper - shown - sign - sought-after - spectacle - spectacular - steal - talk-show - variety show - all - bear - belie - bristle - chat - comedy - demonstrate - display - dog - editor - entertainment - fashion

show

tr[ʃəʊ]

noun

1 SMALLTHEATRE/SMALL (entertainment) espectáculo; (performance) función nombre femenino

■ let's go and see a show vayamos a ver un espectáculo

■ they perform two shows a day hacen dos funciones diarias

2 (on TV, radio) programa nombre masculino, show nombre masculino

3 (exhibition) exposición nombre femenino

4 (display) muestra, demostración nombre femenino

■ a show of strength una demostración de fuerza, una exhibición de fuerza

■ a show of hands una votación a mano alzada

5 (outward appearance, pretence) apariencia

■ she made a show of interest fingió estar interesada

6 (ostentation, pomp) alarde nombre masculino

■ it's all for show es pura fachada, todo es para aparentar

7 familiar (organization) negocio, tinglado

■ who runs this show? ¿quién manda aquí?

transitive verb (pt showed, pp showed o shown tr[ʃəʊn])

1 (display -gen) enseñar; (- things for sale) mostrar, enseñar

■ I showed her my photos le enseñé mis fotos

■ she showed me some beautiful jewellery me mostró unas joyas preciosas

2 (point out) indicar, señalar

■ do you want me to show you the way? ¿quieres que te indique el camino?

3 (reveal - feelings) demostrar, expresar; (- interest, enthusiasm, etc) demostrar, mostrar

■ she rarely shows his feelings raras veces demuestra sus sentimientos

■ they showed great kindness to me se mostraron muy amables conmigo

■ he showed no mercy no fue clemente

■ you should show some respect for your elders deberías guardar más respeto a tus mayores

4 (allow to be seen) dejar ver

■ black doesn't show the dirt el negro no deja ver la suciedad

5 (measurement etc) marcar; (profit, loss) indicar, registrar, arrojar

■ the clock showed 4.25 el reloj marcaba las 4.25

■ the thermometer shows a temperature of 20 degrees el termómetro marca una temperatura de 20 grados

■ figures out today show that inflation is up by 2% cifras publicadas hoy indican que la inflación ha subido un 2%

6 (teach) enseñar; (explain) explicar

■ she showed us how it works nos enseñó cómo funciona

■ I'll show him! ¡se va a enterar!

7 (prove, demonstrate) demostrar

■ this work shows real talent este trabajo demuestra mucho talento

■ research has shown that the common cold can be cured las investigaciones han demostrado que se puede curar el resfriado común

8 (depict, present) representar, mostrar

■ this photo shows him swimming in the sea en esta foto está nadando en el mar

■ this painting shows a rural scene este cuadro muestra una escena rural

■ motorways are shown in red las autopistas están señaladas en rojo

9 (guide) llevar, acompañar

■ I'll show you to your room te acompañaré a tu habitación

■ will you show Mr. Smith out please? ¿quieres acompañar al Sr. Smith a la puerta por favor?

■ he showed me round the factory me mostró la fábrica

10 (painting etc) exponer, exhibir; (film) dar, poner, pasar, proyectar; (slides) pasar, proyectar; (on TV) dar, poner

■ they're showing "Dracula" at the Rex dan "Drácula" en el Rex

■ are they showing the match live? ¿dan el partido en directo?

intransitive verb

1 (be perceptible) verse, notarse

■ the stain doesn't show no se ve la mancha

■ she was nervous but didn't let it show estaba nerviosa pero no se le notaba

■ I did it quickly - yes, it shows! lo hice deprisa - ¡sí, se nota!

2 SMALLCINEMA/SMALL poner, dar, echar, proyectar, exhibir

■ what's showing at the Odeon? ¿qué dan en el Odeon?, ¿qué echan en el Odeon?

■ now showing at a cinema near you ahora se exhibe en un cine muy cerca de ti

3 familiar (appear, turn up) aparecer, presentarse

■ he didn't show no se presentó

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

it just goes to show! ¡hay que ver!

let's get this show on the road! ¡manos a la obra!

the show must go on el espectáculo debe continuar

time will show el tiempo lo dirá

to be all show ser puro teatro, ser fingido,-a

to be on show estar expuesto,-a

to have nothing to show for something no reportarle a uno ningún beneficio

■ he had nothing to show for a life's work except a stupid watch lo único que tenía como recompensa a una vida dedicada al trabajo era un estúpido reloj

to have something to show for something tener algo que recompensa

■ at least you've got something to show for it al menos tienes algo que recompensa el esfuerzo que has hecho

■ and what have you got to show for it? ¿y qué tienes como recompensa?, ¿y qué beneficio te ha reportado?

to put on/up a good show hacer un buen papel, estar muy bien

to show a leg levantarse

to show one's age notársele los años a uno

to show one's face asomar la cara

to show one's teeth mostrar los dientes, enseñar los dientes

to show somebody the door echar a alguien (a la calle)

to show signs of something dar señales de algo, dar muestras de algo

to show the way (set an example) dar ejemplo

to steal the show llevarse la palma

agricultural show feria del campo

boat show salón nombre masculino náutico

fashion show desfile nombre masculino de modelos

horse show concurso hípico

quiz show programa nombre masculino concurso

show business el mundo del espectáculo

show house casa piloto

show trial juicio amañado (para influir en la opinión pública)

show ['ʃo:] v, showed ; shown ['ʃo:n] or showed ; showing vt

1) display: mostrar, enseñar

2) reveal: demostrar, manifestar, revelar

he showed himself to be a coward: se reveló como cobarde

3) teach: enseñar

4) prove: demostrar, probar

5) conduct, direct: llevar, acompañar

to show someone the way: indicarle el camino a alguien

6) : proyectar (una película), dar (un programa de televisión)

show vi

1) : notarse, verse

the stain doesn't show: la mancha no se ve

2) appear: aparecer, dejarse ver

show n

1) : demostración f

a show of force: una demostración de fuerza

2) exhibition: exposición f, exhibición f

flower show: exposición de flores

to be on show: estar expuesto

3) : espectáculo m (teatral), programa m (de televisión, etc.)

to go to a show: ir al teatro

show

n.

• actuación s.f.

• atuendo s.m.

• bambolla s.f.

• boato s.m.

• celebridad s.f.

• demostración s.f.

• espectáculo s.m.

• exhibición s.f.

• función s.f.

• lucimiento s.m.

• manifestación s.f.

• ostensión s.f.

• pompa s.f.

v.

(§ p.,p.p.: showed) or p.p.: shown•) = demostrar v.

• denotar v.

• enseñar v.

• exhibir v.

• exponer v.

• lucir v.

• manifestarse v.

• mostrar v.

• ostentar v.

• presentar v.

• probar v.

• representar v.

• revelar v.

• señalar v.

I
1. ʃeʊ
(past showed; past p shown or showed) transitive verb

1)

a) \<\<photograph/passport\>\> mostrar*, enseñar

to show somebody something, to show something TO somebody — mostrarle* algo a alguien

he won't show his face around here again — ése no vuelve a aparecer por aquí

to have nothing/something to show for something: they had little/nothing to show for their years of work vieron poco/no vieron recompensados sus años de trabajo; she has something to show for her efforts — sus esfuerzos han dado fruto or le han reportado algo

b) \<\<feelings\>\> demostrar*, exteriorizar*; \<\<interest/enthusiasm/taste\>\> demostrar*, mostrar*; \<\<courage\>\> demostrar* (tener)

he shows her no respect — no le tiene ningún respeto, le falta al respeto

could you show me the way? — ¿me podría indicar el camino?

c) ( allow to be seen)

this carpet shows every mark — en esta alfombra se notan todas las marcas

he's started to show his age — se le han empezado a notar los años

2)

a) (depict, present)

this photo shows her working in her garden — en esta foto está trabajando en el jardín

does the map show places of interest? — ¿están señalados or marcados en el mapa los lugares de interés?

as shown in fig. 2 — como se indica or se muestra en la figura 2

b) (record, register) \<\<barometer/dial/indicator\>\> marcar*, señalar, indicar*; \<\<profit/loss\>\> arrojar

the fuel light's showing red — la luz del combustible está en rojo

3)

a) ( demonstrate) \<\<truth/importance\>\> demostrar*

it just goes to show how wrong you can be about people — eso te demuestra cómo te puedes equivocar con la gente

b) ( teach) enseñar

I showed her how to do it — le enseñé cómo se hacía

I'll show them! — (colloq) ya van a ver!

4) ( by accompanying) (+ adv compl)

he showed us to our seats — nos llevó or nos acompañó hasta nuestros asientos

to show somebody in — hacer* pasar a alguien

to show somebody out — acompañar a alguien a la puerta

I'll show myself out — no hace falta que me acompañes

to show somebody over a building — mostrarle* or enseñarle a alguien un edificio

they showed us around the church — nos mostraron el interior de la iglesia

5)

a) ( screen) \<\<movie\>\> dar*, pasar, proyectar (frml), poner* (Esp); \<\<program\>\> dar*, poner* (Esp), emitir (frml); \<\<slides\>\> pasar, proyectar (frml)

they showed the game on TV — dieron el partido por televisión

b) ( exhibit) \<\<paintings/sculpture\>\> exponer*, exhibir; \<\<horse/dog\>\> presentar, exponer*

2.

vi

1) ( be visible) \<\<dirt/stain\>\> verse*, notarse; \<\<emotion/scar\>\> notarse

your petticoat is showing — se te ve la enagua

I did it in a hurry - yes, it shows! — lo hice deprisa y corriendo - sí, se nota! or sí, y así quedó!

to show through — verse*

you mustn't let your feelings show — no dejes transparentar lo que sientes

2)

a) ( be screened) ( Cin)

it's showing at the Trocadero — la están dando en el Trocadero, la ponen en el Trocadero (Esp)

b) ( exhibit) \<\<artist\>\> exponer*, exhibir

3) ( turn up) (colloq) aparecer*

3.

v refl

to show oneself

a) ( become visible) \<\<person\>\> asomarse, dejarse ver

b) ( prove to be) demostrar* ser; ( turn out to be) resultar ser

he showed himself to be a great player — demostró ser un gran jugador

Phrasal Verbs:

- show off

- show up

II

noun

1) c ( exhibition) ( Art) exposición f

agricultural show — feria f agrícola y ganadera, exposición f rural (RPl)

boat show — salón m náutico

to be on show — estar* expuesto or en exhibición

to put something on show — exponer* algo; (before n)

show house — (BrE) casa f piloto

2) c

a) ( stage production) espectáculo m

to put on a show — montar un espectáculo

the show must go on — hay que seguir adelante

to get the show on the road — (colloq) poner* manos a la obra

let's get this show on the road — manos a la obra!

to steal the show — \<\<actor\>\> robarse el espectáculo, llevarse todos los aplausos

b) (on television, radio) programa m

the Olga Winters Show — el show de Olga Winters

3) (no pl)

a) ( display) muestra f, demostración f

a show of force — un despliegue de fuerza

to vote by a show of hands — votar a mano alzada

b) ( outward appearance)

I made a show of enthusiasm — fingí estar entusiasmado; alarde m

their plush office is simply for show — su elegante oficina es sólo para darse tono

with a great show of indignation — con grandes muestras de indignación

4) (colloq) (no pl)

a) (activity, organization) asunto m

to run the show — llevar la voz cantante, llevar la batuta (fam), ser* el amo del cotarro (fam)

b) ( performance) (BrE)

to put up a good/poor show — hacer* un buen/mal papel, defenderse* bien/mal

good show! — espléndido!, bravo!

poor show! — qué mal!

[ʃǝʊ] (vb: pt showed) (pp shown)
1. N

1) (=showing) demostración f, manifestación f

• show of hands — votación f a mano alzada

• an impressive show of power — una impresionante exhibición de poder

• a show of strength — una demostración de fuerza

2) (=exhibition) exposición f ; [of trade] feria f

• agricultural show — feria f agrícola

• fashion show — pase m de modelos

• motor show — salón m del automóvil

• to be on show — estar expuesto
flower 3., horse 2., Lord Mayor
3) (=sight)

the garden is a splendid show — el jardín es un espectáculo

the dahlias make a fine show — las dalias están espléndidas

4) (Theat)

a) (=performance) espectáculo m, función f

• to go to a show — ir al teatro

• the last show starts at 11 — la última función empieza a las 11

• there is no show on Sundays — el domingo no hay función

• to stage a show — montar un espectáculo

b) (fig)

• bad show! — ¡malo!

• good show! * — ¡muy bien hecho!

to put up a good show * — dar buena cuenta de sí, hacer un buen papel

• on with the show!, the show must go on! — ¡que siga el espectáculo!

• to put up a poor show * — no dar buena cuenta de sí, hacer un mal papel

it's a poor show * — es una vergüenza

- give the show away

- let's get this show on the road

- steal the show

5) (Rad, TV) programa m

a radio show — un programa de radio

6) (=outward appearance) apariencia f

• it's all show with him — en su caso todo es apariencia, todo lo hace para impresionar

• to do sth for show — hacer algo para impresionar

it's just for show — (behaviour) es para impresionar nada más; (object) (=for decoration) es solo un adorno; (=not real) es de adorno

• the party made a show of unity at its conference — el partido presentó una fachada de gran unidad en su congreso

to make a show of resistance — fingir resistencia

7) (=affected display) alarde m

• to make a great show of sympathy — hacer un gran alarde de compasión

8) * (=organization)

• who's in charge of this show? — ¿quién manda aquí?

• this is my show — aquí mando yo

• he runs the show — manda él, él es el amo

2. VT

1) (gen) enseñar, mostrar

to show sb sth, show sth to sb — enseñar or mostrar algo a algn

have I shown you my hat? — ¿te he enseñado or mostrado ya mi sombrero?

he showed me his new car — me enseñó or mostró su nuevo coche

to show o.s.: she won't show herself here again — no volverá a dejarse ver por aquí

come on, show yourself! — vamos, ¡sal de ahí!

it shows itself in his speech — se revela en su forma de hablar, se le nota en el habla

• to show one's cards or one's hand — (lit) poner las cartas boca arriba; (fig) descubrir el juego

• don't show your face here again — no te vuelvas a dejar ver por aquí

• she likes to show her legs — le gusta enseñar or frm hacer exhibición de sus piernas

• he had nothing to show for his trouble — no vió recompensado su esfuerzo, no le lució nada el esfuerzo

• to show one's passport — mostrar or presentar su pasaporte

2) (=exhibit) [+ paintings] exhibir; [+ goods] exponer; [+ film] proyectar, pasar; [+ slides] proyectar; (Theat) representar, dar *

to show a picture at the Academy — exhibir un cuadro en la Academia

to show a film at Cannes — proyectar una película en Cannes

the film was first shown in 1968 — la película se estrenó en 1968

3) (=indicate) [dial, gauge, instrument] marcar

the speedometer shows a speed of... — el velocímetro marca...

it shows 200 degrees — marca or indica 200 grados

the motorways are shown in black — las autopistas están marcadas en negro

• the clock shows two o'clock — el reloj marca las dos

• the figures show a rise — las cifras arrojan un aumento

• as shown in the illustration — como se ve en el grabado

• to show a loss/ profit — (Comm) arrojar un saldo negativo/positivo

4) (=demonstrate) demostrar

to show that... — demostrar que..., hacer ver que...

it just goes to show (that)... — queda demostrado (que)...

I showed him that this could not be true — le hice ver or demostré que esto no podía ser cierto

• this shows him to be a coward — esto deja manifiesto lo cobarde que es, esto demuestra que es un cobarde

• I'll show him! * — ¡ya va a ver!, ¡ese se va a enterar!

• to show what one is made of — demostrar de lo que uno es capaz

5) (=express, manifest) demostrar

• to show one's affection — demostrar su cariño

• she showed great courage — demostró gran valentía

• to show his disagreement, he... — para mostrar su disconformidad, él...

• he showed no fear — no demostró tener miedo, no mostró ningún miedo

• her face showed her happiness — se le veía la felicidad en la cara

• she showed great intelligence — demostró ser muy inteligente, mostró gran inteligencia

• she showed no reaction — no acusó reacción alguna

• the choice of dishes shows excellent taste — la selección de platos demuestra or muestra un gusto muy fino

6) (=reveal)

• she's beginning to show her age — ya empieza a aparentar su edad

• white shoes soon show the dirt — los zapatos blancos pronto dejan ver la suciedad

• to show o.s. incompetent — descubrir su incompetencia, mostrarse incompetente

7) (=direct, conduct)

• to show sb to the door — acompañar a algn a la puerta

to show sb the door — (fig) echar a algn con cajas destempladas

• to show sb into a room — hacer que pase algn, hacer entrar a algn en un cuarto

I was shown into a large hall — me hicieron pasar a un vestíbulo grande

• to show sb over or round a house — enseñar a algn una casa

they showed us round the garden — nos mostraron or enseñaron el jardín

who is going to show us round? — ¿quién actuará de guía?, ¿quién será nuestro guía?

• to show sb to his seat — acompañar a algn a su asiento

• to show sb the way — señalar el camino a algn

3. VI

1) [stain, emotion, underskirt] notarse, verse

it doesn't show — no se ve, no se nota

your slip's showing — se te ve la combinación

fear showed on her face — se le notaba or frm manifestaba el miedo en la cara

don't worry, it won't show — no te preocupes, no se notará

"I've never been riding before" - "it shows" — -nunca había montado a caballo antes -se nota

the tulips are beginning to show — empiezan a brotar los tulipanes

2) [film]

there's a horror film showing at the Odeon — están pasando or (LAm) dando una película de horror en el Odeón

3) (=demonstrate)

it just goes to show that...! — ¡hay que ver que...!

4) (esp US) (also: show up) (=arrive) venir, aparecer

4.

CPD

show apartment N — (Brit) apartamento m modelo, piso m piloto (Sp), departamento m piloto or modelo (LAm)

show bill N — cartel m

show biz *, show business N — el mundo del espectáculo
showbiz column, showbiz reporter
show flat N — (Brit) apartamento m modelo, piso m piloto (Sp), departamento m piloto or modelo (LAm)

show home, show house N — (Brit) casa f modelo, casa f piloto

show jumper N — participante mf en concursos de saltos or de hípica

show jumping N — concursos mpl de saltos or de hípica

show ring N — pista f de exhibición

show trial N — proceso m organizado con fines propagandísticos

show window N — escaparate m

- show around

- show in

- show off

- show out

- show round

- show through

- show up

* * *

I
1. [ʃeʊ]
(past showed; past p shown or showed) transitive verb

1)

a) \<\<photograph/passport\>\> mostrar*, enseñar

to show somebody something, to show something TO somebody — mostrarle* algo a alguien

he won't show his face around here again — ése no vuelve a aparecer por aquí

to have nothing/something to show for something: they had little/nothing to show for their years of work vieron poco/no vieron recompensados sus años de trabajo; she has something to show for her efforts — sus esfuerzos han dado fruto or le han reportado algo

b) \<\<feelings\>\> demostrar*, exteriorizar*; \<\<interest/enthusiasm/taste\>\> demostrar*, mostrar*; \<\<courage\>\> demostrar* (tener)

he shows her no respect — no le tiene ningún respeto, le falta al respeto

could you show me the way? — ¿me podría indicar el camino?

c) ( allow to be seen)

this carpet shows every mark — en esta alfombra se notan todas las marcas

he's started to show his age — se le han empezado a notar los años

2)

a) (depict, present)

this photo shows her working in her garden — en esta foto está trabajando en el jardín

does the map show places of interest? — ¿están señalados or marcados en el mapa los lugares de interés?

as shown in fig. 2 — como se indica or se muestra en la figura 2

b) (record, register) \<\<barometer/dial/indicator\>\> marcar*, señalar, indicar*; \<\<profit/loss\>\> arrojar

the fuel light's showing red — la luz del combustible está en rojo

3)

a) ( demonstrate) \<\<truth/importance\>\> demostrar*

it just goes to show how wrong you can be about people — eso te demuestra cómo te puedes equivocar con la gente

b) ( teach) enseñar

I showed her how to do it — le enseñé cómo se hacía

I'll show them! — (colloq) ya van a ver!

4) ( by accompanying) (+ adv compl)

he showed us to our seats — nos llevó or nos acompañó hasta nuestros asientos

to show somebody in — hacer* pasar a alguien

to show somebody out — acompañar a alguien a la puerta

I'll show myself out — no hace falta que me acompañes

to show somebody over a building — mostrarle* or enseñarle a alguien un edificio

they showed us around the church — nos mostraron el interior de la iglesia

5)

a) ( screen) \<\<movie\>\> dar*, pasar, proyectar (frml), poner* (Esp); \<\<program\>\> dar*, poner* (Esp), emitir (frml); \<\<slides\>\> pasar, proyectar (frml)

they showed the game on TV — dieron el partido por televisión

b) ( exhibit) \<\<paintings/sculpture\>\> exponer*, exhibir; \<\<horse/dog\>\> presentar, exponer*

2.

vi

1) ( be visible) \<\<dirt/stain\>\> verse*, notarse; \<\<emotion/scar\>\> notarse

your petticoat is showing — se te ve la enagua

I did it in a hurry - yes, it shows! — lo hice deprisa y corriendo - sí, se nota! or sí, y así quedó!

to show through — verse*

you mustn't let your feelings show — no dejes transparentar lo que sientes

2)

a) ( be screened) ( Cin)

it's showing at the Trocadero — la están dando en el Trocadero, la ponen en el Trocadero (Esp)

b) ( exhibit) \<\<artist\>\> exponer*, exhibir

3) ( turn up) (colloq) aparecer*

3.

v refl

to show oneself

a) ( become visible) \<\<person\>\> asomarse, dejarse ver

b) ( prove to be) demostrar* ser; ( turn out to be) resultar ser

he showed himself to be a great player — demostró ser un gran jugador

Phrasal Verbs:

- show off

- show up

II

noun

1) c ( exhibition) ( Art) exposición f

agricultural show — feria f agrícola y ganadera, exposición f rural (RPl)

boat show — salón m náutico

to be on show — estar* expuesto or en exhibición

to put something on show — exponer* algo; (before n)

show house — (BrE) casa f piloto

2) c

a) ( stage production) espectáculo m

to put on a show — montar un espectáculo

the show must go on — hay que seguir adelante

to get the show on the road — (colloq) poner* manos a la obra

let's get this show on the road — manos a la obra!

to steal the show — \<\<actor\>\> robarse el espectáculo, llevarse todos los aplausos

b) (on television, radio) programa m

the Olga Winters Show — el show de Olga Winters

3) (no pl)

a) ( display) muestra f, demostración f

a show of force — un despliegue de fuerza

to vote by a show of hands — votar a mano alzada

b) ( outward appearance)

I made a show of enthusiasm — fingí estar entusiasmado; alarde m

their plush office is simply for show — su elegante oficina es sólo para darse tono

with a great show of indignation — con grandes muestras de indignación

4) (colloq) (no pl)

a) (activity, organization) asunto m

to run the show — llevar la voz cantante, llevar la batuta (fam), ser* el amo del cotarro (fam)

b) ( performance) (BrE)

to put up a good/poor show — hacer* un buen/mal papel, defenderse* bien/mal

good show! — espléndido!, bravo!

poor show! — qué mal!

English-spanish dictionary > show
6 run

run

A n

1 ( act or period of running) course f ; a two-mile run une course de deux miles ; that was a splendid run by Reeves Reeves a fait une course magnifique ; to go for a run aller courir ; to take the dog for a run in the park aller faire courir le chien au parc ; to break into a run se mettre à courir ; to do sth at a run faire qch en courant ; to take a run at prendre son élan pour franchir [fence, hedge, stream] ; to give sb a clear run fig laisser le champ libre à qn (at doing pour faire) ;

2 ( flight) on the run [prisoner] en fuite, en cavale ○ ; to be on the run from sb/sth fuir qn/qch ; to have sb on the run lit mettre qn en fuite ; fig réussir à effrayer qn ; to make a run for it fuir, s'enfuir ; to make a run for the door se précipiter vers la porte ;

3 ( series) (of successes, failures, reds, blacks) série f (of de) ; to have a run of (good) luck être en veine ; to have a run of bad luck jouer de malchance ; a run of fine weather une période de beau temps ; we've had a long run without any illness nous avons eu une longue période sans maladie ; the product has had a good run but… le produit a bien marché mais… ;

4 Theat série f de représentations ; to have a long run tenir longtemps l'affiche ; to have a six-month run tenir l'affiche pendant six mois ; the play is beginning its Broadway run la pièce commence à se jouer à Broadway ;

5 ( trend) (of events, market) tendance f ; the run of the cards/dice was against me le jeu était contre moi ; against the run of play Sport en sens inverse du cours réel du jeu ; in the normal run of things dans l'ordre normal des choses ; out of the common run hors du commun ;

6 ( series of thing produced) ( in printing) tirage m ; ( in industry) série f ; a paperback run of 10,000 un tirage de 10 000 exemplaires en poche ;

7 Fin ( on Stock Exchange) ( rush) ruée f ; a run on une ruée sur [stock market, bank, item] ; a run on sterling/the dollar une ruée spéculative sur la livre sterling/le dollar ;

8 (trip, route) route f, trajet m ; it's only a short run into town ( in car) avec la voiture on est tout de suite en ville ; to go out for a run in the car aller faire un tour en voiture ; the run up to York la route jusqu'à York ; he does the Leeds run twice a week il fait le trajet jusqu'à Leeds deux fois par semaine ; a ferry on the Portsmouth-Caen run le ferry faisant la traversée Portsmouth-Caen ; a bombing run une mission de bombardement ;

9 (in cricket, baseball) point m ; to score ou make a run marquer un point ;

10 (for rabbit, chickens) enclos m ;

11 (in tights, material) échelle f ;

12 ( for skiing etc) piste f ;

13 ( in cards) suite f ; a run of three une suite de trois cartes ; ⇒ practice run, test run, trial run.

B runs ○ npl the runs la courante ○, la diarrhée.

C vtr ( prét ran ; pp run)

1 ( cover by running) courir [race, heat, stage, distance, marathon] ; I ran the rest of the way j'ai couru le reste du chemin ; she ran a brilliant race/a very fast time elle a fait une course superbe/un très bon temps ; the race will be run at 10.30 la course se court à 10 h 30 ;

2 ( drive) to run sb to the station/to hospital conduire qn à la gare/à l'hôpital ; to run sb home ou back reconduire qn ; to run the car over to the garage conduire la voiture au garage ; to run sth over to sb's house apporter qch chez qn en voiture ; to run the car into a tree jeter la voiture contre un arbre ;

3 (pass, move) to run one's hand over sth passer la main sur qch ; to run one's finger down the list parcourir la liste du doigt ; to run one's eye(s) over sth parcourir rapidement qch ; to run a duster/the vacuum cleaner over sth passer un coup de chiffon/d'aspirateur sur qch ; to run one's pen through sth rayer qch ;

4 ( manage) diriger [business, hotel, store, school, country] ; a well-/badly-run organization une organisation bien/mal dirigée ; who is running things here? qui est-ce qui commande ici? ; I'm running this show ○ ! c'est moi qui commande ○ ! ; stop trying to run my life! arrête de vouloir diriger ma vie! ;

5 ( operate) faire fonctionner [machine] ; faire tourner [motor, engine] ; exécuter [program] ; entretenir [car] ; to run sth off the mains/off batteries faire fonctionner qch sur secteur/avec des piles ; the car is cheap to run la voiture est peu coûteuse à entretenir ; to run a tape/a film mettre une cassette/un film ; to run tests on sth effectuer des tests sur qch ; to run a check on sb [police] vérifier les antécédents de qn ; ( generally) prendre des renseignements sur qn ;

6 (organize, offer) organiser [competition, lessons, course] ; mettre [qch] en place [train, bus, service] ;

7 (extend, pass) (of cable, wire, pipe) to run sth between/from/to/around faire passer qch entre/de/à/autour de ; to run a rope through a ring faire passer une corde dans un anneau ;

8 ( cause to flow) faire couler [water, bath] ; ouvrir [tap] ; I'll run you a bath je vais te faire couler un bain ; to run water into/over sth faire couler de l'eau dans/sur qch ;

9 Journ [newspaper] publier, faire passer ○ [story, article] ;

10 ( pass through) franchir [rapids] ; forcer [blockade] ; brûler [red light] ;

11 ( smuggle) faire passer [qch] en fraude [guns, drugs] ;

12 ( enter in contest) faire courir [horse] ; présenter [candidate].

D vi ( prét ran ; pp run)

1 ( move quickly) [person, animal] courir ; to run to catch the bus/to help sb courir pour attraper le bus/pour aider qn ; to run to meet sb courir à la rencontre de qn ; to run across/down/up sth traverser/descendre/monter qch en courant ; to run around the house/around (in) the garden courir dans toute la maison/dans le jardin ; will you run over to the shop and get some milk? peux-tu courir au magasin chercher du lait? ; to run for the train courir pour attraper le train ; to run for the exit courir vers la sortie ; to run for one's country Sport courir pour son pays ; to run in the 100 metres/in the 3.30 (race) courir le 100 mètres/dans la course de 15 h 30 ; she came running towards me elle a couru vers moi ; the customers will come running fig les clients vont se précipiter ;

2 ( flee) fuir, s'enfuir ; I dropped everything and ran j'ai tout jeté et je me suis enfui ; to run for one's life s'enfuir pour sauver sa peau ○ ; run for your life!, run for it ○ ! sauve qui peut!, déguerpissons ○ ! ; I had to run for it ○ j'ai dû déguerpir ○ ; there's nowhere to run (to) il n'y a nulle part où aller ; to go running to the police courir à la police ; to go running to one's parents se réfugier chez ses parents ;

3 ○ ( rush off) filer ○ ; sorry-must run! ○ désolé-il faut que je file! ○ ;

4 ( function) [machine, generator] marcher ; [engine, press] tourner ; to leave the engine running laisser tourner le moteur ; to run off fonctionner sur [mains, battery] ; to run on marcher à [diesel, unleaded] ; to run fast/slow [clock] prendre de l'avance/du retard ; the organization runs very smoothly l'organisation fonctionne parfaitement ;

5 (continue, last) [contract, lease] courir ; to have another month to run avoir encore un mois à courir ; to run from… to… [school year, season] aller de… à… ;

6 Theat [play, musical] tenir l'affiche ; this show will run and run! ce spectacle tiendra l'affiche pendant des mois! ; to run for six months tenir l'affiche pendant six mois ; the film will run (for) another week le film reste à l'affiche une semaine encore ;

7 ( pass) to run past/through sth [frontier, path, line] passer/traverser qch ; to run (from) east to west aller d'est en ouest, être orienté est-ouest ; the road runs north for about ten kilometres la route va vers le nord sur une dizaine de kilomètres ; to run parallel to sth être parallèle à qch ; the stripes run vertically les rayures sont verticales ; the bird has a green stripe running down its back l'oiseau a une bande verte le long du dos ; a scar runs down her arm une cicatrice court le long de son bras ;

8 ( move) [sledge, vehicle] glisser (on sur ; forward vers l'avant ; back vers l'arrière) ; [curtain] coulisser (on sur) ; to run through sb's hands [rope] filer entre les mains de qn ; a pain ran up my leg une douleur m'est remontée le long de la jambe ; a wave of excitement ran through the crowd un frisson d'excitation a parcouru la foule ; his eyes ran over the page il a parcouru la page des yeux ; the news ran from house to house la nouvelle s'est transmise de maison en maison ;

9 ( operate regularly) [buses, trains] circuler ; they don't run on Sundays ils ne circulent pas le dimanche ; a taxi service/ferry runs between X and Y il existe un service de taxi/un ferry entre X et Y ; the train is running late le train est en retard ; programmes are running late this evening ( on TV) les émissions ont du retard ce soir ; we are running 30 minutes behind schedule ou late nous avons 30 minutes de retard ; we're running ahead of schedule nous sommes en avance ;

10 ( flow) [water, liquid, stream, tap, bath, nose] couler ; the tap is running le robinet coule or est ouvert ; my nose is running j'ai le nez qui coule ; tears ran down his face les larmes coulaient sur son visage ; there was water running down the walls il y avait de l'eau qui coulait le long des murs ; my body was running with sweat mon corps ruisselait de sueur ; the streets will be running with blood fig le sang coulera à flots dans les rues ; the river ran red with blood la rivière est devenue rouge de sang ; the meat juices ran pink/clear le jus qui est sorti de la viande était rose/incolore ;

11 ( flow when wet or melted) [colour, dye, garment] déteindre ; [ink, makeup, butter, cheese] couler ;

12 Pol ( as candidate) se présenter ; to run for être candidat/-e au poste de [mayor, governor] ; to run for president être candidat/-e à la présidence ; to run against se présenter or être candidat/-e contre [person] ;

13 ( be worded) [message, speech] se présenter, être libellé sout ; the telex runs… le télex se présente or est libellé comme suit… ; so the argument runs selon l'argument habituellement avancé ;

14 ( snag) [tights, material] filer.

Idioms

to have the run of sth avoir qch pour soi ; to give sb the run of sth mettre qch à la disposition de qn ; in the long run à la longue, à longue échéance ; in the short run à brève échéance.

Phrasal verbs

■ run about, run around:

▶ run around

1 (hurrying, playing etc) courir ; I've been running around all over the place looking for you j'ai couru partout pour essayer de te trouver ;

2 ○ ( have affair with) courir ○ ; to run around ○ with voir ○, sortir avec [woman, man].

■ run across ○:

▶ run across [sth/sb] tomber sur ○ [acquaintance, reference].

■ run after:

▶ run after [sb] lit, fig courir après [thief, woman, man].

■ run along se sauver ○, filer ○ ; run along! sauve-toi ○ !

■ run at:

▶ run at [sth]

1 ( charge towards) se précipiter sur [door, person] ;

2 ( be at) [inflation, unemployment] atteindre, être de l'ordre de [percentage, rate, figure] ; with inflation running at 12% avec une inflation de l'ordre de 12%.

■ run away:

▶ run away

1 ( flee) s'enfuir (from sb devant qn ; to do pour faire) ; to run away from home s'enfuir de chez soi ; to run away from one's responsibilities/a situation fuir ses responsabilités/une situation ;

2 ( run off) [water, liquid] couler ;

▶ run away with [sth/sb]

1 ( flee) partir avec [profits, object, person] ;

2 ( carry off easily) rafler ○ [prizes, title] ;

3 GB dial ( use up) [activity] engloutir [money] ;

4 ( get into one's head) to run away with the idea ou notion that s'imaginer que ; I don't want him running away with that idea je ne veux pas qu'il s'imagine ça ; to let one's emotions/one's enthusiasm run away with one se laisser emporter par ses émotions/son enthousiasme.

■ run back:

▶ run back [sth], run [sth] back rembobiner [tape, film].

■ run back over:

▶ run back over [sth] revenir sur [points, plans].

■ run down:

▶ run down [battery] se décharger ; [watch] retarder ; [exports, reserves] diminuer ; [machine, industry, company] s'essouffler ;

▶ run down [sth/sb], run [sth/sb] down

1 ( in vehicle) renverser ; to be ou get run down by sth être renversé par qch ;

2 (reduce, allow to decline) réduire [production, operations, defences, industry, reserves] ; user [battery] ;

3 ( disparage) dénigrer [person, economy] ;

4 Naut éperonner, heurter [boat] ;

5 ( track down) retrouver [person] ; dénicher ○ [thing].

■ run in:

▶ run in [sth], run [sth] in roder [car, machine] ; ‘running in-please pass’ ‘en rodage’ ;

▶ run [sb] in ○ ( arrest) épingler ○ [person].

■ run into:

▶ run into [sth/sb]

1 ( collide with) [car, person] heurter, rentrer dans ○ [car, wall] ;

2 ( encounter) rencontrer [person, difficulty, opposition, bad weather] ; to run into debt s'endetter ;

3 ( amount to) [debt, income, sales] se compter en [hundreds, millions] ; the trial could run into months le procès pourrait durer des mois.

■ run off:

▶ run off

1 [person, animal] partir en courant ; to run off with partir avec [person, savings] ;

2 [liquid, water] couler ;

▶ run off [sth], run [sth] off

1 ( print) sortir [copy] (on sur) ;

2 ( contest) disputer [heats].

■ run on:

▶ run on [meeting, seminar] se prolonger ;

▶ run on [sth] ( be concerned with) [mind] être préoccupé par ; [thoughts] revenir sur ; [conversation] porter sur ;

▶ run on [sth], run [sth] on

1 Print faire suivre [qch] sans alinéa ;

2 Literat faire enjamber [line].

■ run out:

▶ run out

1 ( become exhausted) [supplies, resources, oil] s'épuiser ; time is running out le temps manque ; my money ran out mes ressources s'étaient épuisées ; my patience is running out je suis en train de perdre patience ;

2 ( have no more) [pen, vending machine] être vide ; sorry, I've run out désolé, je n'en ai plus ; quick, before we run out vite, avant que nous n'ayons plus rien ;

3 ( expire) [lease, passport] expirer ;

▶ run out of ne plus avoir de [petrol, time, money, ideas] ; the car ran out of petrol la voiture est tombée en panne d'essence ; to be running out of n'avoir presque plus de [petrol, time, money, ideas].

■ run out on:

▶ run out on [sb] abandonner, laisser tomber ○ [family, lover, ally].

■ run over:

▶ run over

1 [meeting, programme] se prolonger, dépasser l'horaire prévu ; to run over by 10 minutes/by an hour dépasser l'horaire prévu de 10 minutes/d'une heure ;

2 ( overflow) [container] déborder ; my cup runneth over Bible la coupe est pleine ;

▶ run over [sth] ( run through) passer [qch] en revue [arrangements, main points] ;

▶ run over [sth/sb], run [sth/sb] over

1 ( injure) renverser [person, animal] ; ( kill) écraser [person, animal] ; you'll get run over tu vas te faire écraser ;

2 ( drive over) passer sur [log, bump, corpse].

■ run through:

▶ run through [sth]

1 ( pass through) [thought, tune, murmur] courir dans ;

2 ( be present in) [theme, concern, prejudice] se retrouver dans [work, society] ;

3 ( look through) parcourir [list, article, notes] ; ( discuss briefly) passer [qch] en revue [main points, schedule] ;

4 (use, get through) dépenser [money, inheritance] ;

▶ run through [sth], run [sth] through ( rehearse) répéter [scene, speech] ;

▶ run [sb] through littér ( with sword) transpercer [person] (with avec, de) ; to run sth through the computer passer qch dans l'ordinateur ; to run sth through a series of tests faire passer une série de tests à qch.

■ run to:

▶ run to [sth] ( extend as far as) [book, report] faire [number of pages, words] ; her tastes don't run to modern jazz ses goûts ne vont pas jusqu'au jazz moderne ; his salary doesn't run to Caribbean cruises son salaire ne lui permet pas une croisière aux Caraïbes ; I don't think I can run to that je ne crois pas pouvoir me permettre cela.

■ run up:

▶ run up [sth], run [sth] up

1 ( accumulate) accumuler [bill, debt] ;

2 ( make) fabriquer [dress, curtains] ;

3 ( raise) hisser [flag].

■ run up against:

▶ run up against [sth] se heurter à [obstacle, difficulty].

Big English-French dictionary > run
7 meet

1. I
abs

1) where can we meet? где бы мы могли встретиться?

2) two lines (two or more streets, these roads, the road and the railway, etc.) meet две линии и т.д. сходятся; where the two streets meet на перекрестке / на пересечении/ этих [двух] улиц; where the two rivers meet при слиянии этих двух рек; our fields meet наши участки граничат; my waistcoat won't meet мой жилет не сходится; these boards do not meet эти доски плохо подогнаны; their hands met их руки встретились, они взялись за руки; our eyes met наши взгляды встретились, мы посмотрели друг на друга

3) when will the Parliament meet? когда соберется /откроется/ парламент?

4) the teams (the champions, the enemies, etc.) meet команды и т.д. встречаются (для борьбы, состязания и т.п.)
2. II
1) meet in some manner meet accidentally (face to face, head-on, etc.) случайно и т.д. встретиться /столкнуться/

2) meet in some manner meet openly (by arrangement, by appointment, surreptitiously /in secret/, etc.) встречаться открыто и т.д.; meet at some time they (Mary and John, etc.) meet every morning (every other week, once a month, often, seldom, never, etc.) они и т.д. встречаются /видятся/ каждое утро и т.д., we don't meet nowadays мы теперь не встречаемся /не поддерживаем знакомства/; when we met last... во время нашей последней встречи...; haven't we met before? мы, кажется, уже встречались?; goodbye, till we meet again до [новой] встречи

3) meet at some time Parliament (Congress, the Board, our club, etc.) meets once a month (next week, soon, etc.) парламент и т.д. собирается раз в месяц и т.д.; the court will not meet again until next month сессия суда состоится /начнется/ только в будущем месяце
3. III
1) meet smth., smb. meet the train (the bus, the steamer, one's brother, etc.) встречать поезд и т.д.; а bus meets all trains к приходу каждого поезда подают автобус; go (come forward, jump up, etc.) to meet smb. пойти и т.д. навстречу кому-л.; she ran forward to meet him она бросилась ему навстречу; make arrangements / arrange/ to meet smb., smth. организовать встречу кого-л., чего-л.

2) meet smth. meet one's death (one's fate) встретить /найти/ смерть (судьбу)

3) meet smb. she is too young to be meeting young men ей еще рано встречаться с молодыми людьми /ходить на свидания/

4) meet smth. his hand met hers его рука коснулась ее руки; here the road meets the railway здесь дорога вплотную подходит к железнодорожной линии; where the Kama meets the Volga где Кама впадает в Волгу, при впадении Камы в Волгу

5) meet smb. I want you (I'd like you) to meet Mr. Smith я хочу (мне бы хотелось) познакомить вас с мистером Смитом; meet Mr. Smith знакомьтесь, (это) мистер Смит; come to lunch to meet my brother приходите обедать, я познакомлю вас со своим братом; have you met my sister? вы знакомы с моей сестрой?; pleased /glad/ to meet you рад /счастлив/ с вами познакомиться

6) meet smth. meet the demands (smb.'s claims, the needs, smb.'s wishes, a long-felt want, etc.) удовлетворять требования и т.д., this doesn't meet our requirements это не соответствует нашим требованиям, это нам не подходит; meet the requirements of a situation а) соответствовать обстоятельствам; б) действовать в соответствии с обстоятельствами; meet the case отвечать /соответствовать/ предъявляемым требованиям

7) meet smth. meet bills оплачивать счета; meet expenses оплачивать расходы; нести расходы: meet debts уплатить долги; расплатиться с долгами; meet losses покрыть убытки

8) meet smth. meet the difficulty справляться с трудностями: that doesn't meet our difficulties это не решает /не разрешает/ наших затруднений; meet an objection (adverse criticism, etc.) отвечать на /опровергать/ возражение и т.д.

9) meet smth., smb. meet evil (vice, the rebels, one's opponents, etc.) бороться со злом и т.д.: we are ready to meet our enemies мы готовы [достойно] встретить наших врагов; refuse to meet smb. отказаться драться с кем-л. на, дуэли; she has met her match at last наконец она встретила достойного противника; meet a challenge принимать вызов
4. IV
1) meet smb. in some manner meet smb. suddenly (unexpectedly, accidentally, face to face, etc.) внезапно и т.д. встретиться, столкнуться с кем-л.; one doesn't often meet him [in society] его не часто встретишь /увидишь/ [в обществе]; meet smb. halfway идти навстречу кому-л.; meet smth., smb. at some time you don't meet it every day это /такое/ не часто встречается /бывает/: you don't often meet such people такие люди попадаются нечасто

2) meet smb. in some manner meet smb. surreptitiously ( openly, etc.) встречаться с кем-л. тайно и т.д., meet smb. at some time he seldom (often, never, etc.) meets her он редко и т.д. встречается /видится/ с ней; meet for some time I haven't met him for ages я с ним не виделся целую вечность

3) .meet smb. in some manner meet one's guests warmly (the man cordially, one's friends Joyfully, the stranger indifferently, etc.) тепло и т.д. встречать /принимать/ своих гостей и т.д.
5. XI
1) be met with in some manner such a person (a thing) is rarely met with такой человек (такая вещь /такое/) нечасто /редко/ встречается, такого человека (такую вещь /такое/) нечасто встретишь; be met with in some place words met with only in books /in print/ слова, которые попадаются /встречаются/ только в книгах

2) be met all your desires have been met все ваши желания исполнены
6. XVI
1) meet in (at, etc.) some place meet in the street (at the entrance, at the club, in the library, etc.) встретиться /столкнуться/ на улице и т.д.; meet with smth. meet with a striking phrase in a book (with a new word in an article, etc.) наткнуться /натолкнуться/ в книге на поразительную фразу и т.д.

2) meet at (round, etc.) some place our trains meet at this station наши поезда встречаются на этой станции; the belt won't meet round my waist этот пояс /ремень/ на мне не сходится; this string won't meet round the parcel этой веревки /бечевки/ не хватит, чтобы завязать пакет; meet in smb. courage and caution meet in him в нем сочетаются смелость и осторожность; many virtues meet in him у него много достоинств

3) meet with smth. meet with a hearty welcome (with a splendid reception, with kindness, with rudeness, etc.) встретить сердечный прием и т.д.; the proposal (the appeal, this measure, etc.) met with approval (with universal sympathy, with smb.'s approbation, etc.) это предложение и т.д. встретило одобрение и т.д.; my request met with refusal моя просьба была отклонена, мне было отказано; my suggestion met with objections from all sides мое предложение вызвало всеобщий протест; meet with trouble (with misfortunes, with a new experience, with a strange adventure, etc.) столкнуться с неприятностями и т.д.; meet with failure потерпеть неудачу /провал/; meet with a loss понести потерю /убытки/; meet with success иметь успех, оказаться успешным; I met with no opposition я не встретил сопротивления; she met with many misfortunes in her long life она перенесла /видела, испытала/ много горя за свою долгую жизнь; meet with a street accident попасть в уличную катастрофу; he met with a similar fate его постигла та же участь; meet with a violent death умереть насильственной смертью

4) meet on (in, etc.) smth. the board meets on Monday заседание правления будет /состоится/ в понедельник; the teams meet in the final эти команды встречаются в финале
7. XX1
meet as smb. meet as strangers встретиться как чужие
8. XXI1
1) meet smb., smth. in (on, at, etc.) some place meet smb. in the street (on the steamer, at the theatre, etc.) [случайно] встретить кого-л. /столкнуться с кем-л./ на улице и т.д.; did you meet anyone on the road? вам кто-нибудь попался /встретился/ на дороге?; meet unfamiliar words in one's reading (mention of him in an article, a quotation from Byron in his essay, etc.) встретить /натолкнуться на/ незнакомые слова при чтении и т.д.

2) meet smb. at (in, etc.) some place meet smb. at the corner (at the entrance, in the lobby, etc.) встретиться /назначить встречу, свидание, договориться о встрече/ с кем-л. на углу и т.д.; I am to meet him at his sister's мы договорились с ним встретиться у его сестры; meet smb. at some time meet smb. at 3 o'clock (after office hours, etc.) встречаться с кем-л. в три часа и т.д., назначать встречу на три часа и т.д.

3) meet smb., smth. at (in, etc.) some place meet one's brother at the train (one's friend at the station, the steamer in the open sea, etc.) встречать брата на перроне и т.д.

4) meet smth. in smth. meet one's death in a street accident погибнуть во время уличной катастрофы /в уличной катастрофе/

English-Russian dictionary of verb phrases > meet
8 say

[seɪ] vt <said, said>

1)

( utter)

to \say sth etw sagen;

how do you \say your name in Japanese? wie spricht man deinen Namen auf Japanisch aus?;

I'm sorry, what did you \say? Entschuldigung, was hast du gesagt?;

to \say sth to sb's face jdm etw ins Gesicht sagen;

when all is said and done letzten Endes;

when all is said and done, you can only do your best letzten Endes kann man sich nur bemühen, sein Bestes zu geben

2) ( state)

to \say sth etw sagen;

what did they \say about the house? was haben sie über das Haus gesagt?;

what did you \say to him? was hast du ihm gesagt?;

‘the department manager is at lunch,’ he said apologetically „der Abteilungsleiter ist beim Mittagessen“, meinte er bedauernd;

another cup of tea? - I wouldn't \say no ( fam) noch eine Tasse Tee? - da würde ich nicht Nein sagen;

to \say goodbye to sb jdm auf Wiedersehen sagen, sich akk von jdm verabschieden;

if Europe fails to agree on this, we can \say goodbye to any common foreign policy ( fam) wenn Europa sich hierauf nicht einigen kann, können wir jegliche gemeinsame Außenpolitik vergessen;

to \say the least um es [einmal] milde auszudrücken;

he's rather unreliable to \say the least er ist ziemlich unzuverlässig, und das ist noch schmeichelhaft ausgedrückt;

you can \say that again! ( fam) das kannst du laut sagen ( fam)

to have anything/ nothing/something to \say [to sb] [jdm] irgendetwas/nichts/etwas zu sagen haben;

I've got something to \say to you ich muss Ihnen etwas sagen;

to \say yes/ no to sth etw annehmen/ablehnen;

having said that,... abgesehen davon...

3) ( put into words)

to \say sth etw sagen;

what are you \saying, exactly? was willst du eigentlich sagen?;

that was well said das war gut gesagt (sl);

\say what? echt? ( fam)

he talked for nearly an hour, but actually he said very little er redete beinahe eine Stunde lang, aber eigentlich sagte er sehr wenig;

needless to \say [that] he disagreed with all the suggestions, as usual natürlich war er, wie immer, mit keinem der Vorschläge einverstanden;

to have a lot/nothing to \say for oneself viel/nicht viel reden;

what have you got to \say for yourself? was hast du zu deiner Rechtfertigung zu sagen?;

\say no more! alles klar!;

to \say nothing of sth ganz zu schweigen von etw dat;

it would be an enormous amount of work, to \say nothing of the cost es wäre ein enormer Arbeitsaufwand, ganz abgesehen von den Kosten

4) ( think)

it is said [that] he's over 100 er soll über 100 Jahre alt sein;

she is a firm leader, too firm, some might \say sie ist eine strenge Führungskraft, zu streng, wie manche vielleicht sagen würden;

\say what you like, I still can't believe it du kannst sagen, was du willst, aber ich kann es noch immer nicht glauben;

to \say sth to oneself sich dat etw sagen;

she said to herself, ‘what a fool I am!’ „was bin ich doch für eine Idiotin“, sagte sie zu sich selbst

5) ( recite aloud)

to \say sth etw aufsagen;

to \say a prayer ein Gebet sprechen

6) ( give information)

to \say sth etw sagen;

the sign \says... auf dem Schild steht...;

can you read what that notice \says? kannst du lesen, was auf der Mitteilung steht?;

it \says on the bottle to take three tablets a day auf der Flasche heißt es, man soll drei Tabletten täglich einnehmen;

my watch \says 3 o'clock auf meiner Uhr ist es 3 [Uhr]

7) ( indicate)

to \say something/ a lot about sb/ sth etwas/eine Menge über jdn/etw aussagen;

the way he drives \says a lot about his character sein Fahrstil sagt eine Menge über seinen Charakter aus;

to \say something for sb/ sth für jdn/etw sprechen;

it \says a lot for her determination that she practises her cello so often dass sie so oft Cello übt, zeigt ihre Entschlossenheit;

there's little/ a lot to be said for sth es spricht wenig/viel für etw akk;

there's a lot to be said for living alone es spricht viel dafür, alleine zu leben

8) ( convey inner/ artistic meaning)

to \say sth etw ausdrücken;

the look on his face said he knew what had happened der Ausdruck auf seinem Gesicht machte deutlich, dass er wusste, was geschehen war;

the expression on her face when she saw them said it all ihr Gesichtsausdruck, als sie sie sah, sagte alles

9) (fam: suggest)

to \say sth etw vorschlagen;

I \say we start looking for a hotel now ich schlage vor, wir suchen uns jetzt ein Hotel;

what do you \say we sell the car? was hältst du davon, wenn wir das Auto verkaufen?

10) (tell, command)

to \say when/where etc. sagen, wann/wo usw.;

he said to meet him here er sagte, dass wir ihn hier treffen sollen;

she said to call her back when you get home sie sagte, du sollst sie zurückrufen, wenn du wieder zu Hause bist;

to \say when sagen, wenn es genug ist [o reicht];

11) ( for instance)

[let's] \say... sagen wir [mal]...;

( assuming) nehmen wir an, angenommen;

try and finish the work by, let's \say, Friday versuchen Sie die Arbeit bis, sagen wir mal, Freitag fertig zu machen;

[let's] \say [that] the journey takes three hours, that means you'll arrive at 2 o'clock angenommen die Reise dauert drei Stunden, das heißt, du kommst um 2 Uhr an

PHRASES:

to \say amen to sth Amen zu etw dat sagen;

I'll \say amen to that ich bin dafür;

to \say cheese ‚cheese‘ sagen;

to be unable to \say boo to a goose ein Hasenfuß sein (iron, pej) ( fam)

he's so shy he couldn't \say boo to a goose er ist so schüchtern, er könnte keiner Fliege etwas zuleide tun;

before sb could \say Jack Robinson bevor jd bis drei zählen konnte;

to \say uncle (Am) ( esp childspeak) sich akk geschlagen geben, aufgeben;

to \say the word Bescheid geben;

just \say the word, and I'll come and help sag nur ein Wort und ich komme zu Hilfe;

you don't \say [so]! was du nicht sagst!;

you said it! ( fam) du sagst es! vi <said, said>

1) ( state) sagen;

where was he going? - he didn't \say wo wollte er hin? - das hat er nicht gesagt;

is it possible? - who can \say? ist das möglich? - wer kann das schon sagen?;

I appreciate the gesture more than I can \say ich kann gar nicht sagen, wie ich die Geste schätze;

I can't \say for certain, but... ich kann es nicht mit Sicherheit behaupten, aber...;

hard to \say schwer zu sagen;

I can't \say das kann ich nicht sagen [o weiß ich nicht];

it's not for sb to \say es ist nicht an jdm, etw zu sagen;

I think we should delay the introduction, but of course it's not for me to \say ich denke, wir sollten die Einführung hinausschieben, aber es steht mir natürlich nicht zu, das zu entscheiden;

not to \say... um nicht zu sagen...

2) ( believe) sagen;

is Spanish a difficult language to learn? - they \say not ist Spanisch schwer zu lernen? - angeblich nicht

3) ( to be explicit)

... that is to \say...... das heißt...;

our friends, that is to \say our son's friends, will meet us at the airport unsere Freunde, genauer gesagt, die Freunde unseres Sohnes, werden uns am Flughafen treffen;

that is not to \say das soll nicht heißen;

he's so gullible, but that is not to \say that he is stupid er ist so leichtgläubig, aber das soll nicht heißen, dass er dumm ist

PHRASES:

how \say you? law wie lautet Ihr Urteil? n

no pl Meinung f;

to have one's \say seine Meinung sagen;

can't you keep quiet for a minute and let me have my \say? könnt ihr mal eine Minute ruhig sein, damit ich auch mal zu Wort kommen kann? ( fam)

to have a/no \say in sth bei etw dat ein/kein Mitspracherecht haben adj

attr, inv ( form);

the said... der/die/das erwähnte [o genannte]... interj

1) (Am) (fam: to attract attention) sag mal... ( fam)

\say, how about going out tonight? sag mal, was hältst du davon, wenn wir heute Abend ausgehen? ( fam)

I \say! ( Brit) (dated) Donnerwetter! ( fam)

I \say, what a splendid hat you're wearing! Donnerwetter, das ist ja ein toller Hut, den du da trägst! ( fam)

2) (to show surprise, doubt etc)

I [mean to [or must]] \say! [also,] ich muss [schon] sagen!; (fam: for emphasis)

I'll \say! und wie!, das kann man wohl sagen! ( fam) (sl: to express doubt)

\says you! das glaubst aber auch nur du! ( fam)

\says who? wer sagt das?

3) (Am:) expresses positive reaction sag mal ( fam)

\say, that's really a great idea! Mensch, das ist ja echt eine tolle Idee! ( fam)

English-German students dictionary > say
9 lie

I 1. I
abs

1) let the book lie оставь книгу там, где она лежит; that great temple where the bones of so many heroes lie знаменитый собор, где погребены останки стольких героев; the snow did not lie снег быстро стаял

2) he knows where his interests lie он знает, что ему выгодно; where does happiness lie? в чем счастье?
2. II
1) lie somewhere lie here (there, everywhere, etc.) лежать /валяться/ здесь и т.д., have you lain here all day? вы пролежали здесь весь день?; here lies John Smith здесь покоится прах Джона Смита

2) lie at some time how does the matter lie at present? в каком состоянии находятся /как обстоят/ дела в настоящее время?
3. IV
|| lie face downward лежать ничком; lie face upward лежать лицом вверх /на спине/
4. XIV
lie doing smth. lie reading (looking around, waiting, etc.) читать и т. д. лежа; lie crying лежать и плакать
5. XV
lie in some state lie asleep [лежать и] спать; lie half-awake наполовину /не совсем еще/ проснуться; he was lying half-asleep он лежал в полусне, он [лежал и] дремал; lie still (rigid, motionless, etc.) лежать спокойно /тихо/ и т.д., lie ill [in bed] болеть, лежать в постели; lie open быть открытым; lie dead лежать мертвым; lie helpless лежать в беспомощном состоянии; lie waste /barren/ быть заброшенным; the land lies waste земля не обрабатывается /заброшена/; lie idle лежать, ничего не делая, валяться без дела; money lies idle in the bank деньги в банке лежат без движения /мертвым капиталом/; the factory has been lying idle for a year фабрика не работает /стоит/ уже год; the snow lies deep снег лежит толстым слоем; the principle lies deep in human nature эта черта присуща человеку /укоренилась в человеке/; lie heavy on smb.'s conscience лежать тяжким грузом у кого-л. на совести; lie high (low, far away, etc.) лежать /находиться/ высоко и т. д.
6. XVI
1) lie он smth. lie on the table (on the ground, on the floor, on the bed, on a couch, on the damp grass, etc.) лежать /валяться/ на столе и т. д., lie on one's back (on one's side) лежать на спине (на боку); lie on one's face лежать ничком; all the responsibility lies on his shoulders вся ответственность лежит на нем; lie in smth. lie in the dust (in a box, in a junk room, etc.) лежать /валяться/ в пыли и т. д.; lie in bed with flu болеть гриппом; don't lie in bed all morning не валяйся в постели все утро; ships lie in the harbour корабли стоит в гавани; lie in one's grave лежать в могиле; lie in the churchyard покоиться на кладбище; lie in Westminster (in Plymouth, etc.) быть похороненным в Вестминстере и т. д., lie in prison сидеть /томиться/ в тюрьме; lie in ambush сидеть в засаде; lie in wait for smb. подстерегать кого-л.; lie in ruins (in ashes) лежать в развалинах /в руинах/; lie with smth. on (to, in, etc.) smth. lie with one's head on the pillow (with one's legs on the floor, with one's face to the east,lie with one's back to the wall, etc.) лежать головой на подушке и т. д.; lie with smth. in some state lie with one's eyes open (with one's mouth shut, etc.) лежать с открытыми глазами и т. д; lie about smth. lie about the room (about the beach, about the territory, etc.) валяться /лежать, быть разбросанным/ по всей комнате и т. д.; lie around smb. ruins lay all around us повсюду /вокруг нас/ лежали руины; lie over smth. a white mist lay over London Лондон был окутан белым туманом

2) lie in (among, to, etc.) smth. lie in the mountains (among pretty scenery, below the castle) to the west of the city, etc.) находиться /быть расположенным/ в горах и т. д., the village lies on a plain деревня находится /лежит, стоит, раскинулась/ посреди равнины; London lies on the Thames Лондон стоит на Темзе; the town lies on the right bank of the river город раскинулся на правом берегу реки; а road lies along a stream (along the coast, along the valley, among bushes, through the woods, etc.) дорога идет /проходит/ вдоль ручья и т. д.; my house lies on his way мой дом находится у него на пути; the ocean lay at our feet [внизу] у наших ног /под нами/ лежал /простирался/ океан; а town lay before us перед нашим взором раскинулся город; а long journey lies before you вам предстоит длинное путешествие; the world (a splendid future, a brilliant career, etc.) lies before you перед вами открыт весь мир и т. д.; the philosophy (the principle, the theory, etc.) that lies at the bottom /at the base/ of their activities философия и т. д., лежащая / которая лежит/ в основе их деятельности; lie between life and death находиться между жизнью и смертью; the truth lies between these extremes истину следует искать между этими крайностями; as much as lies in my power насколько это в моей власти; I will do all that lies in my power я сделаю все, что в моих силах; the problem lies outside our present inquiry эта проблема не входит в данное исследование; lie with smb. the fault (the responsibility, etc.) lies with him (with the teacher, with the government officials, etc.) он и т. д. виноват. это его и т. д. вина; with whom does the blame lie? кто виноват?; the choice lies with you вам предоставляется право выбора; it lies with smb. to do smth. it lies with you to decide (to take the initiative, to prove smth., to make excuses, to make amends, to watch over the child, etc.) право решать и т. д. предоставляется вам

3) lie in smth. lie in education ( in contentment, in one's character, in smb.'s weakness, etc.) основываться на образовании и т. д., the point /the nub/ of the story lies in its humour соль рассказа в его юморе /объясняется его юмором/; the trouble lies in the engine неполадки /причину неполадок/ следует искать в моторе; his talents do not lie in that direction его способности проявляются в другой области
7. XVII
lie in doing smth. his future lies in farming (in acting, in fencing, etc.) его будущее в сельском хозяйстве и т. д.; the success of this venture lies in planning успех этого мероприятия зависит от того, какой будет разработан план; the point lies more in telling that in the tale дело не в самом рассказе, а в том, как его рассказывают
II 1. I
abs

he is lying он лжет; stop lying хватит врать!; lie but don't overdo it ври, да не завирайся; that clock must be lying эти часы, должно быть, врут /идут неправильно/; the camera doesn't lie камера не искажает
2. II
lie in some manner lie intentionally (readily, unknowingly, shamelessly, brazenly, glibly, plausibly, etc.) намеренно /сознательно/ и т. д. лгать; lie unblushingly врать и не краснеть; she never lies она никогда не лжет /не говорят неправды/
3. XVI
lie to smb. he lied to me он мне солгал /сказал неправду/; she never lied to her husband она никогда не лгала своему мужу; lie about smb., smth. she lied about you она вас оболгала; there is no doubt he is lying about it насчет этого он, несомненно, врет id lie in one's teeth нагло лгать
4. XVIII
lie oneself into (out of) smth. he lied himself into the theatre он попал в театр с помощью лжи: he lied himself into trouble ложь довела его до беды; he lied himself out of trouble /out of a difficulty, out of a scrape/ он выпутался из неприятностей при помощи лжи
5. XIX1
lie like smb. lie like a child (like a lawyer, like any card-player, etc.) врать как ребенок и т. д.
6. XXI1
lie smb. out of smth. she lied him out of his money она вытянула у него деньги обманным путем || lie one's way into smth. обманным путем проникнуть куда-л.; he managed to lie his way into the director's office ему удалось придумать какой-то предлог, чтобы попасть в кабинет директора; he lied his way into the job он заполучил эту работу обманным путем; lie one's way out of smth. обманным путем выпутаться из чего-л.; lie one's way out of difficulty /out of trouble, out of a scrape/ выпутаться из затруднительного положения при помощи лжи
7. XXII
lie smb. into (out of) doing smth. she lied him into going with her она наплела с три короба, и ему пришлось пойти с ней; he lied her out of going with him он наговорил ей всяких небылиц, чтобы она с ним не ходила

English-Russian dictionary of verb phrases > lie
10 how

how [haʊ]

adverb

   a. ( = in what way) comment

• how did you come? comment êtes-vous venu ?

• to learn how to do sth apprendre à faire qch

• I know how to do it je sais le faire

• he'll show you how to do it il va vous montrer comment faire

• how do you like your steak? quelle cuisson voulez-vous pour votre bifteck ?

• how did you like the film? comment avez-vous trouvé le film ?

• how was the play? comment avez-vous trouvé la pièce ?

• how is it that...? comment se fait-il que... + subj ?

• how could you? comment as-tu pu faire une chose pareille ?

• how could you do/say that? comment as-tu pu faire/dire une chose pareille ?

• how can that be? comment cela ?

• how come? (inf) comment ça se fait ? (inf)

• how come you aren't going out? (inf) pourquoi tu ne sors pas ?

• and how! (inf) et comment ! (inf)

► how about... > (inf)

how about going for a walk? et si on allait se promener ?

• how about you? et toi ?

   b. how's that? (inf)

( = how possible, in what way) comment ça ? ; ( = what is your opinion) qu'est-ce que tu en penses ? ; ( = agreed) d'accord ?

• how's that for size/height? ça va pour la taille/la hauteur ?

• how's that for luck? quelle veine ! (inf)

   c. (health) how are you? comment allez-vous ?

• tell me how she is dites-moi comment elle va

• how do you do? (on being introduced) enchanté

• how are things? (inf)

comment ça va ?

• how's business? comment vont les affaires ?

• how's life? (inf)

comment ça va ?

   d. (with adjective or adverb) comme

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► When how is used to ask about degree or quantity, eg how long?, how much?, look up the other word.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• how nice! comme c'est gentil !

• how he has grown! comme il a grandi !

• I can't tell you how glad I was to leave that place vous ne pouvez pas savoir à quel point j'étais heureux de quitter cet endroit

• how splendid! c'est merveilleux !

• how kind of you! c'est très aimable à vous !

   e. ( = that) que

• she told me how she had seen the child lying on the ground elle m'a raconté qu'elle avait vu l'enfant couché par terre

* * *

Note: When how is used as a question word meaning in what way? or by what means? (how did you get here?, how will you do it?) it is almost always translated by comment: comment es-tu arrivé ici?; comment le feras-tu?

When how is used as a conjunction meaning the way in which it is often translated by comment: I don't know how they did it = je ne sais pas comment ils l'ont fait; tell me how you make a curry = dis-moi comment on fait un curry

When how is used as a conjunction meaning that it is almost always translated by que: he told me how he had stolen the money = il m'a dit qu'il avait volé l'argent; it's amazing how they survived = c'est étonnant qu'ils aient survécu

For more examples and particular usages see below
[haʊ] 1.
adverb, conjunction

1) (in what way, by what means) comment

to know how to do — savoir faire

I learned how to do it — j'ai appris à le faire

how do you feel about it? — qu'en penses-tu?

2) ( when enquiring)

how are you? — comment allez-vous?

how's your foot? — comment va ton pied?

how's your brother? — comment va ton frère?

how did you like the party? — la fête t'a plu?

how are things? — comment ça va?

how do you do! — ( greeting) enchanté!

3) (in number, quantity etc questions)

how much does this cost? —

how much is this? — combien ça coûte?

how much do you weigh? — combien pèses-tu?

how many times have you been to France? — combien de fois es-tu allé en France?

how many people? — combien de personnes?

how long will it take? — combien de temps cela va-t-il prendre?

how long is the rope? — de quelle longueur est cette corde?

how tall is the tree? — combien mesure l'arbre?

how big is the garden? — de quelle taille est le jardin?

how far is it? — c'est à quelle distance?

how old is she? — quel âge a-t-elle?

4) ( in exclamations)

how wonderful! — c'est fantastique!

how nice you look! — que tu es beau/belle!

how clever of you! — comme c'est intelligent de ta part!

how wrong I was! — comme j'ai eu tort!

how it rained! — qu'est-ce qu'il a plu! (colloq)

5) (colloq) ( in whichever way) comme

you can decorate it how you like — tu peux le décorer comme tu veux

6) ( why)

how could you? — comment as-tu pu faire ça?

7) ( that) que

you know how he always arrives late — tu sais qu'il arrive toujours en retard
2.
(colloq) how come adverbial phrase

‘how come?’ — ‘pourquoi?’

how come you always win? — comment ça se fait que tu gagnes toujours?
3.
how's that adverbial phrase

I'll take you home, how's that? — je te ramènerai chez toi, ça te va?

how's that for an honest answer — ça c'est une réponse honnête

English-French dictionary > how
11 sight

[saɪt]
n

1) зрение

His sight was exquisitely keen and clear. — У него было исключительно острое и ясное зрение.

My sight is failing/my sight is dim. — У меня слабеет зрение.

He recovered his sight. — К нему вернулось зрение.

- poor sight
- short sight
- long sight
- loss of sight
- tricks of sight
- ruin the sight of the right eye
- have one's sight tested
- recover one's sight
- strain one's sight
2) взгляд, взор, поле зрения

The problem seemed easy at first sight. — На первый взгляд задача казалась нетрудной.

The ship was soon out of sight. — Пароход вскоре скрылся из виду.

I caught sight of a familiar face in the crowd. — Я увидел, как в толпе мелькнуло знакомое лицо.

- inward sight
- somewhere out of sight
- at first sight

- with a naked sight
- at last land came in sight
- in one's own sight co
- be in sight
- be out of sight
- catch sight of smb, smth
- come into sight
- fall in love at first sight
- gain favour in smb's sight
- lose sight of the coast
- lose sight of the main purpose
- keep out of sight
- set one's sights smth
- translate at sight
3) зрелище, вид, картина

Have one's first sight of home (of land, of the ocean). — Впервые увидеть родину (сушу, окен).

It was a sight to see. — Это надо было видеть.

- beautiful sight
- strange sight
- sad sight
- everyday sight
- striking sight
- splendid sight
- pleasant sight
- welcome attractive sight
- scenic sight
- thrilling sight
- miserable sight
- ugly sight
- touching sight
- disgusting sight
- unexpected sight
- sight of a total eclipse of the sun
- sight of unequalled beauty
- sight not to be forgotten
- at the sight of blood
- within sight of death
- within sight of victory
- on their first sight of the shore
- be a perfect sight
- make a sight of oneself
4) (обыкновенно pl) достопримечательности

Have you seen the sights of Paris? — Ты видел Париж?

Out of sight, out of mind. — ◊ С глаз долой, из сердца вон.

- free sights
- chief sights of the city
- view the sights of the city
- few sights have become more famous
•

USAGE:

See scene, n

English-Russian combinatory dictionary > sight
12 show *****

[ʃəʊ] showed vb: pt shown pp
1. n

1) (of feeling, emotion) manifestazione f, (of strength, goodwill) dimostrazione f, prova, (ostentation) mostra

a show of strength — una dimostrazione di forza

to ask for a show of hands — chiedere una votazione per alzata di mano

2) (exhibition) Art mostra, esposizione f, Comm, Tech salone m, fiera, Agr fiera

a fashion show — una sfilata di moda

to be on show — essere esposto (-a)

the garden is a splendid show — il giardino offre uno spettacolo stupendo

3) Theatre, Cine etc, spettacolo, (variety show) varietà m inv

to go to a show — andare a vedere uno spettacolo

we're seeing a show this evening — stasera andiamo a vedere uno spettacolo

on with the show! fig — andiamo avanti!

good show! old fam — bene, bravo (-a)!

the last show Theatre — l'ultima rappresentazione, Cine l'ultimo spettacolo

he's now got his own show — ora ha un suo programma

she stole the show — tutti gli occhi erano puntati su di lei

to put up a good show fam — difendersi bene

to put up a poor show fam — essere una delusione

it's a poor show when/if... fam — siamo proprio ridotti male se...

4) (outward appearance, pretence) apparenza

it's just for show — è solo per far scena

to make a show of doing sth — far finta di fare qc

to make a show of anger — far finta di essere arrabbiato (-a)

to make a show of resistance — accennare una qualche resistenza

5) (fam: organization) baracca

who's running the show here? — chi è il padrone qui?

this is my show — qui comando io

2. vt

1) (gen) mostrare, (film, slides) proiettare, (goods for sale, pictures) esporre, (animals) presentare ad una mostra

to show sb sth — mostrare qc a qn

he showed me his new car — mi ha mostrato la sua macchina nuova

have you shown the article to your boss? — hai mostrato l'articolo al tuo capo?

to show a film at Cannes — presentare un film a Cannes

what's showing at the Odeon? — cosa danno all'Odeon?

white shoes soon show the dirt — le scarpe bianche si sporcano in fretta

don't show your face here again! — non farti mai più vedere da queste parti!

to show one's hand or one's cards — scoprire le carte, fig mettere le carte in tavola

I have nothing to show for it — non ho niente a dimostrazione dei miei sforzi

I'll show him! fam — gli faccio vedere io!

2) (indicate) indicare, segnare

as shown in the illustration — come da illustrazione

the motorways are shown in black — le autostrade sono segnate in nero

to show a profit/loss Comm — registrare un utile/una perdita

3) (reveal: interest, surprise) (di)mostrare, dar prova di

she showed great courage — ha dimostrato un gran coraggio

her action showed intelligence — la sua azione ha dato prova di intelligenza

her face showed her happiness/fear — le si leggeva la felicità/paura in viso

the choice of dishes shows excellent taste — la scelta dei piatti rivela un ottimo gusto

this shows him to be a coward — questo dimostra la sua vigliaccheria

it just goes to show that... — il che sta a dimostrare che...

4) (direct, conduct: person) accompagnare

to show sb the way — indicare la strada a qn

to show sb into a room — far entrare qn in una stanza

to show sb to his seat/to the door — accompagnare qn al suo posto/alla porta

to show sb the door fig — mettere qn alla porta

to show sb round or over a house — far visitare or vedere la casa a qn

to show sb in/out/up — far entrare/uscire/salire qn

3. vi

(stain, emotion, underskirt) vedersi, essere visibile

it shows — si vede

I've never been riding before - it shows — non sono mai andato a cavallo prima d'ora - si vede

it doesn't show — non si vede

don't worry, it won't show — sta' tranquillo, non si vedrà

•

- show off

- show through

- show up

English-Italian dictionary > show *****
13 in full feather

I
при деньгах; см. тж. in full feather II

Will you fellows come along and have lunch with me? Last week I had a splendid day at the races, so I'm in full feather at present. (SPI) — Приглашаю пообедать со мной, братва. Неделю назад мне здорово повезло на скачках. Так что я теперь при деньгах.
II
( in full feather (или fig))

разодетый; в вечернем туалете; см. тж. in fine feather 2) и in full feather II

Deuce of a time since he had dined in full fig! (J. Galsworthy, ‘Caravan’, ‘A Stoic’) — Черт знает сколько времени прошло с тех пор, как он обедал в смокинге.

Annabella was at the ball in full feather. (EI) — Аннабелла приехала на бал в роскошном вечернем туалете.

Large English-Russian phrasebook > in full feather
14 grand

1. adjective
1) (most or very important) groß

grand finale — großes Finale; see also academic.ru/67818/slam">slam II

2) (final)

grand total — Gesamtsumme, die

3) (splendid) grandios; (conducted with solemnity, splendour, etc.) glanzvoll

4) (distinguished) vornehm

5) (dignified, lofty) erhaben; groß [Versprechungen, Pläne, Worte]; (noble, admirable) ehrwürdig

6) (coll.): (excellent) großartig
2. noun
(piano) Flügel, der

* * *
[ɡrænd] 1. adjective
1) (splendid; magnificent: a grand procession.) großartig

2) (proud: She gives herself grand airs.) erhaben

3) (very pleasant: a grand day at the seaside.) fabelhaft

4) (highly respected: a grand old man.) bedeutend
2. noun
(a slang term for $1,000 or 1,000: I paid five grand for that car.) tausend Dollar

- grand finale
- grand jury
- grand piano
- grandstand
- grand total
* * *

grand

[grænd]

I. adj

1. (splendid) prächtig, großartig

to make a \grand entrance einen großen Auftritt haben

to make \grand gestures ausladende Gesten machen

in \grand style in großem Stil

2. ( fam: excellent) großartig

you've done a \grand job das hast du großartig gemacht

we had a \grand time wir haben uns glänzend amüsiert

3. (of age)

\grand old age hohes Alter

he lived to the \grand old age of 97 er erreichte das gesegnete Alter von 97 Jahren

4. (important) groß, bedeutend

they think they're very \grand sie halten sich für etwas Besseres

she's always acting the \grand lady ( pej) sie spielt immer die große Dame

5. (large, far-reaching)

\grand ambitions/ideas große [o hochfliegende] Pläne/Ideen

on a \grand scale in großem Rahmen

6. (overall)

\grand total Gesamtsumme f, Endbetrag m

II. n

1.

<pl ->

( fam: one thousand dollars/pounds) Mille f fam, Riese m fam

he earns over 90 \grand a year er verdient über 90 Mille [o Riesen] im Jahr fam

2.

<pl -s>

(grand piano) Flügel m

baby/concert \grand Stutz-/Konzertflügel m

* * *
[grnd]
1. adj (+er)

1) (= imposing) grandios; architecture, building prachtvoll, grandios; scheme, strategy groß angelegt; gesture großartig; ideas hochfliegend; person, clothes, manner vornehm; job bedeutend

grand design — groß angelegter (Gesamt)plan

on a grand scale — im großen Rahmen

to make a grand entrance —

to do sth in the grand manner — etw im großen Stil tun

to give oneself grand airs — den großen Herrn/die große Dame spielen

grand occasion — großer or feierlicher Anlass

the grand opening — die große Eröffnung

the grand old man of English politics — der große Alte or der Grand Old Man der englischen Politik

2) (dated = great, wonderful inf) activity, experience, success, idea fabelhaft, großartig; person fantastisch (inf), phantastisch (inf), toll (inf)

to have a grand (old) time — sich glänzend or großartig amüsieren

2. n

1) (FIN inf = thousand pounds or dollars) Riese m (inf)

ten grand — zehn Riesen (inf)

2) (MUS inf = grand piano) Flügel m → also baby grand( piano)

See:

→ also baby grand (piano)

* * *

grand [ɡrænd]

A adj (adv grandly)

1. großartig, gewaltig, grandios, imposant, eindrucksvoll, prächtig

2. (geistig etc) groß, grandios, hochfliegend (Ideen etc)

3. erhaben, würdevoll

4. (gesellschaftlich) groß, hochstehend, vornehm, distinguiert:

grand air Vornehmheit f, Würde f, bes iron Grandezza f;

put on grand airs sich aufspielen

5. umg großartig, herrlich, glänzend, prächtig:

what a grand idea!;

have a grand time sich glänzend amüsieren

6. groß, bedeutend, wichtig

7. groß (Koalition etc):

the Grand Army HIST die Grande Armée, die Große Armee (Napoleons I.);

the Grand Fleet die im 1. Weltkrieg in der Nordsee operierende englische Flotte

8. Haupt…:

grand entrance Haupteingang m;

grand staircase Haupttreppe f;

grand question Hauptfrage f;

grand total Gesamt-, Endsumme f

9. Groß…:

grand commander Großkomtur m (eines Ordens);

Grand Turk HIST Großtürke m

10. MUS groß (in Anlage, Besetzung etc)

B s

1. MUS Flügel m

2. pl grand sl Riese m (1000 Pfund oder Dollar)

G abk

1. PHYS gravitational constant

2. ELEK conductance

3. good

4. US sl grand (1000 Dollar)

* * *
1. adjective
1) (most or very important) groß

grand finale — großes Finale; see also slam II

2) (final)

grand total — Gesamtsumme, die

3) (splendid) grandios; (conducted with solemnity, splendour, etc.) glanzvoll

4) (distinguished) vornehm

5) (dignified, lofty) erhaben; groß [Versprechungen, Pläne, Worte]; (noble, admirable) ehrwürdig

6) (coll.): (excellent) großartig
2. noun
(piano) Flügel, der

* * *

adj.

gewaltig adj.

großartig adj.

stattlich (Gebäude etc.) adj.

English-german dictionary > grand
15 sea

si:
1. noun
1) ((often with the) the mass of salt water covering most of the Earth's surface: I enjoy swimming in the sea; over land and sea; The sea is very deep here; (also adjective) A whale is a type of large sea animal.) mar

2) (a particular area of sea: the Baltic Sea; These fish are found in tropical seas.) mar

3) (a particular state of the sea: mountainous seas.) mar

•

- seawards
- seaward
- seaboard
- sea breeze
- seafaring
- seafood
2. adjective
seafood restaurants.) de marisco

- seafront
- sea-going
- seagull
- sea level
- sea-lion
- seaman
- seaport
- seashell
- seashore
- seasick
- seasickness
- seaside
- seaweed
- seaworthy
- seaworthiness
- at sea
- go to sea
- put to sea

sea n mar

by sea por mar / en barco

Del verbo ser: ( conjugate ser) \ \
sea es: \ \
1ª persona singular (yo) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) imperativo
Multiple Entries: sea ser
sea,
◊ seas, etc see ser

ser ( conjugate ser) cópula 1 ( seguido de adjetivos) to be
◊ ser expresses identity or nature as opposed to condition or state, which is normally conveyed by estar. The examples given below should be contrasted with those to be found in estar 1 cópula 1 es bajo/muy callado he's short/very quiet;
es sorda de nacimiento she was born deaf; es inglés/católico he's English/(a) Catholic; era cierto it was true; sé bueno, estate quieto be a good boy and keep still; que seas muy feliz I hope you'll be very happy; (+ me/te/le etc)
◊ siempre le he sido fiel I've always been faithful to her;
ver tb imposible, difícil etc 2 ( hablando de estado civil) to be;
◊ el mayor es casado the oldest is married;
es viuda she's a widow; ver tb estar 1 cópula 2 3 (seguido de nombre, pronombre) to be;
◊ soy abogada I'm a lawyer;
ábreme, soy yo open the door, it's me 4 (con predicado introducido por `de'):
◊ esos zapatos son de plástico those shoes are (made of) plastic;
soy de Córdoba I'm from Cordoba; es de los vecinos it belongs to the neighbors, it's the neighbors'; no soy de aquí I'm not from around here 5 (hipótesis, futuro):
◊ será un error it must be a mistake;
¿será cierto? can it be true? verbo intransitivo 1
a) ( existir) to be

b) (liter) ( en cuentos):

◊ érase una vez … once upon a time there was …
2
a) (tener lugar, ocurrir):

◊ la fiesta va a sea en su casa the party is going to be (held) at her house;
¿dónde fue el accidente? where did the accident happen?
b) ( en preguntas):

◊ ¿qué habrá sido de él? I wonder what happened to o what became of him;
¿qué es de Marisa? (fam) what's Marisa up to (these days)? (colloq); ¿qué va a ser de nosotros? what will become of us? 3 ( sumar):
◊ ¿cuánto es (todo)? how much is that (altogether)?;
son 3.000 pesos that'll be o that's 3,000 pesos; somos diez en total there are ten of us altogether 4 (indicando finalidad, adecuación) sea para algo to be for sth;
◊ este agua es para beber this water is for drinking
( en locs)
◊ a no ser que (+ subj) unless;
¿cómo es eso? why is that?, how come? (colloq); como/cuando/donde sea: tengo que conseguir ese trabajo como sea I have to get that job no matter what; hazlo como sea, pero hazlo do it any way o however you want but get it done; el lunes o cuando sea next Monday or whenever; puedo dormir en el sillón o donde sea I can sleep in the armchair or wherever you like o anywhere you like; de ser así (frml) should this be so o the case (frml); ¡eso es! that's it!, that's right!; es que …: ¿es que no lo saben? do you mean to say they don't know?; es que no sé nadar the thing is I can't swim; lo que sea: cómete una manzana, o lo que sea have an apple or something; estoy dispuesta a hacer lo que sea I'm prepared to do whatever it takes; o sea: en febrero, o sea hace un mes in February, that is to say a month ago; o sea que no te interesa in other words, you're not interested; o sea que nunca lo descubriste so you never found out; (ya) sea …, (ya) sea … either …, or …; sea como sea at all costs; sea cuando sea whenever it is; sea donde sea no matter where; sea quien sea whoever it is; si no fuera/hubiera sido por … if it wasn't o weren't/hadn't been for … ( en el tiempo) to be;
◊ ¿qué fecha es hoy? what's the date today?, what's today's date;
serían las cuatro cuando llegó it must have been (about) four (o'clock) when she arrived; ver tb v impers sea v impers to be;
◊ era primavera it was spring(time)
sea v aux ( en la voz pasiva) to be; fue construido en 1900 it was built in 1900 ■ sustantivo masculino 1
a) ( ente) being;

◊ sea humano/vivo human/living being

b) (individuo, persona):

◊ un sea querido a loved one
2 ( naturaleza):
◊ desde lo más profundo de mi sea from the bottom of my heart

ser
I sustantivo masculino
1 being: es un ser despreciable, he's despicable
ser humano, human being
ser vivo, living being
2 (esencia) essence: eso forma parte de su ser, that is part of him
II verbo intransitivo
1 (cualidad) to be: eres muy modesto, you are very modest
2 (fecha) to be: hoy es lunes, today is Monday
ya es la una, it's one o'clock
3 (cantidad) eran unos cincuenta, there were about fifty people (al pagar) ¿cuánto es?, how much is it?
son doscientas, it is two hundred pesetas Mat dos y tres son cinco, two and three make five
4 (causa) aquella mujer fue su ruina, that woman was his ruin
5 (oficio) to be a(n): Elvira es enfermera, Elvira is a nurse
6 (pertenencia) esto es mío, that's mine
es de Pedro, it is Pedro's
7 (afiliación) to belong: es del partido, he's a member of the party
es un chico del curso superior, he is a boy from the higher year
8 (origen) es de Málaga, she is from Málaga
¿de dónde es esta fruta? where does this fruit come from?
9 (composición, material) to be made of: este jersey no es de lana, this sweater is not (made of) wool
10 ser de, (afinidad, comparación) lo que hizo fue de tontos, what she did was a foolish thing
11 (existir) Madrid ya no es lo que era, Madrid isn't what it used to be
12 (suceder) ¿qué fue de ella?, what became of her?
13 (tener lugar) to be: esta tarde es el entierro, the funeral is this evening 14 ser para, (finalidad) to be for: es para pelar patatas, it's for peeling potatoes (adecuación, aptitud) no es una película para niños, the film is not suitable for children
esta vida no es para ti, this kind of life is not for you
15 (efecto) era para llorar, it was painful
es (como) para darle una bofetada, it makes me want to slap his face
no es para tomárselo a broma, it is no joke
16 (auxiliar en pasiva) to be: fuimos rescatados por la patrulla de la Cruz Roja, we were rescued by the Red Cross patrol
17 ser de (+ infinitivo) era de esperar que se marchase, it was to be expected that she would leave Locuciones: a no ser que, unless
como sea, anyhow
de no ser por..., had it not been for
es más, furthermore
es que..., it's just that...
lo que sea, whatever
o sea, that is (to say)
sea como sea, in any case o be that as it may
ser de lo que no hay, to be the limit ' sea' also found in these entries: Spanish: adentro - arrastrar - besugo - blanca - blanco - caballito - comunicar - cualquiera - elefante - ser - erizo - erotizar - espada - exclusión - flexible - gruesa - grueso - hipocampo - loba - lobo - lubina - mar - marina - marino - marítima - marítimo - negarse - nivel - no - oportuna - oportuno - orientarse - respeto - segundón - segundona - siquiera - sugestión - un - una - vía - agrado - alto - altura - barco - bendito - breve - bruma - caer - calma - Caribe English: above - apply - as - blast - calm - can - Caribbean - clingy - damn - danger - Dead Sea - devil - facing - however - lost - lung - matter - may - Mediterranean - mist - place - prospect - Red Sea - sea - sea dog - sea lion - sea mist - sea-fish - sea-green - sea-lane - sea-level - sea-water - shame - sink - so - South Sea Islands - spin out - splendid - though - urchin - view - voyage - whenever - whichever - whoever - whose - wonder - word - Adriatic - Aegean

sea

tr[siː]

noun

1 mar m & f

■ we love swimming in the sea nos encanta nadar en el mar

■ the sea is calm/rough today la mar está serena/picada hoy

■ a heavy/light sea una mar gruesa/llana

2 figurative use mar nombre masculino, multitud nombre femenino

■ a sea of faces un mar de caras

adjective

1 marítimo,-a, de mar

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

at sea en el mar

by the sea a orillas del mar

out to sea mar adentro

to be all at sea estar perdido,-a, estar confundido,-a

to find one's sea legs acostumbrarse al mar, no marearse

to go by sea ir en barco

to go to sea hacerse marinero

to put (out) to sea zarpar, hacerse a la mar

to send something by sea enviar algo por mar

sea air aire nombre masculino de mar

sea anemone anémona de mar

sea bass lubina, róbalo

sea bird ave nombre femenino marina

sea bream pagro, pargo

sea breeze brisa marina

sea captain capitán nombre masculino de barco

sea change cambio radical, metamorfosis nombre femenino

sea cow manatí nombre masculino

sea dog lobo de mar

sea fog bruma

sea green verde nombre masculino mar

sea horse caballito de mar, hipocampo

sea kale col nombre femenino marina

sea legs equilibrio

sea level nivel nombre masculino del mar

sea lion león nombre masculino marino

sea mile milla marina (6000 pies ó 1000 brazas ó 1828,8 metros)

sea mist bruma

sea pink armenia marítima

sea power (country) potencia naval 2 (power) poderío naval

sea trout trucha de mar, reo

sea urchin erizo de mar

sea wall dique nombre masculino, rompeolas nombre masculino, malecón nombre masculino, espigón nombre masculino

sea ['si:] adj

: del mar

sea n

1) : mar mf

the Black Sea: el Mar Negro

on the high seas: en alta mar

heavy seas: mar gruesa, mar agitada

2) mass: mar m, multitud f

a sea of faces: un mar de rostros

sea

adj.

• marinero, -a adj.

• marino, -a adj.

n.

• mar s.f.

• mar s.m.

• océano s.m.

siː
noun

1) c

a) (often pl) ( ocean) mar m [The noun mar is feminine in literary language and in some set idiomatic expressions]

a house by the sea — una casa a orillas del mar, una casa junto al mar

to goavel by sea — ir*/viajar en barco

on the high seas — en alta mar

to put (out) to sea — hacerse* a la mar

we've been at sea for a month — hace un mes que estamos embarcados or que zarpamos

to dump waste at sea — verter* desechos en el mar

to feel/be at sea: this left him feeling completely at sea esto lo confundió totalmente; at first I was all at sea al principio me sentí totalmente perdido or confundido; (before n) <route, transport> marítimo; < battle> naval; < god> del mar; < nymph> marino; the sea air/breeze el aire/la brisa del mar; sea crossing — travesía f

b) ( inland) mar m

2) (swell, turbulence) (usu pl)

heavy o rough seas — mar f gruesa, mar m agitado or encrespado or picado

3) (large mass, quantity) (no pl)

a sea of faces — una multitud de rostros

a sea of people — una riada de gente

[siː]
1. N

1) (=not land) mar m (or f in some phrases)

• (out) at sea — en alta mar

to spend three years at sea — pasar tres años navegando

to remain two months at sea — estar navegando durante dos meses, pasar dos meses en el mar

• beside the sea — a la orilla del mar, junto al mar

• beyond the seas — más allá de los mares

from beyond the seas — desde más allá de los mares

• to go by sea — ir por mar

a house by the sea — una casa junto al mar or a la orilla del mar

• heavy sea(s) — mar agitado or picado

to ship a heavy sea — ser inundado por una ola grande

• on the high seas — en alta mar

• on the sea — (boat) en alta mar

• rough sea(s) — mar agitado or picado

• to sail the seas — navegar los mares

• the seven seas — todos los mares del mundo

• in Spanish seas — en aguas españolas

• the little boat was swept out to sea — la barquita fue arrastrada mar adentro

to go to sea — [person] hacerse marinero

to put (out) to sea — [sailor, boat] hacerse a la mar, zarpar

to stand out to sea — apartarse de la costa

- be all at sea about or with sth

- worse things happen at sea
north
2) (fig)

• a sea of blood — un río or mar de sangre

• a sea of corn — un mar de espigas

• a sea of faces — un mar de caras

• a sea of flame — un mar de llamas

• a sea of troubles — un mar de penas

2.

CPD

sea air N — aire m de mar

sea anemone N — anémona f de mar

sea bass N — corvina f

sea bathing N — baño m en el mar

sea battle N — batalla f naval

sea bed N — fondo m del mar, lecho m marino frm

sea bird N — ave f marina

sea boot N — bota f de marinero

sea bream N — besugo m

sea breeze N — brisa f marina

sea captain N — capitán m de barco

sea change N — (fig) viraje m, cambio m radical

sea chest † N — cofre m

sea coast N — litoral m, costa f marítima

sea cow N — manatí m

sea crossing N — travesía f

sea defences NPL — estructuras fpl de defensa (contra el mar)

sea dog N — (lit, fig) lobo m de mar

sea fight N — combate m naval

sea fish N — pez m marino

sea floor N — fondo m del mar

sea front N — paseo m marítimo

sea grass N — hierbas fpl marinas

sea green N — verde mar m
sea-green
sea horse N — caballito m de mar, hipocampo m

sea kale N — col f marina

sea lamprey N — lamprea f marina

sea lane N — ruta f marítima

sea legs NPL —

to find one's sea legs — mantener el equilibrio (en barco)

sea level N — nivel m del mar

800 metres above sea level — 800 metros sobre el nivel del mar

sea lion N — león m marino

sea mist N — bruma f marina

sea perch N — perca f de mar

sea power N — potencia f naval

sea room N — espacio m para maniobrar

sea route N — ruta f marítima

sea salt N — sal f marina

sea scout N — scout m / f marino(-a)

sea serpent N — serpiente f de mar

sea shanty N — saloma f

sea transport N — transporte m por mar, transporte m marítimo

sea trip N — viaje m por mar

sea trout N — trucha f marina, reo m

sea turtle N — (US) tortuga f de mar, tortuga f marina

sea urchin N — erizo m de mar

sea view N — (Brit) vistas fpl al mar

sea wall N — malecón m, rompeolas m inv

sea water N — agua f de mar

sea wrack N — algas fpl (en la playa)

* * *
[siː]
noun

1) c

a) (often pl) ( ocean) mar m [The noun mar is feminine in literary language and in some set idiomatic expressions]

a house by the sea — una casa a orillas del mar, una casa junto al mar

to go/travel by sea — ir*/viajar en barco

on the high seas — en alta mar

to put (out) to sea — hacerse* a la mar

we've been at sea for a month — hace un mes que estamos embarcados or que zarpamos

to dump waste at sea — verter* desechos en el mar

to feel/be at sea: this left him feeling completely at sea esto lo confundió totalmente; at first I was all at sea al principio me sentí totalmente perdido or confundido; (before n) <route, transport> marítimo; < battle> naval; < god> del mar; < nymph> marino; the sea air/breeze el aire/la brisa del mar; sea crossing — travesía f

b) ( inland) mar m

2) (swell, turbulence) (usu pl)

heavy o rough seas — mar f gruesa, mar m agitado or encrespado or picado

3) (large mass, quantity) (no pl)

a sea of faces — una multitud de rostros

a sea of people — una riada de gente

English-spanish dictionary > sea
16 VISTA

Del verbo vestir: ( conjugate vestir) \ \
vista es: \ \
1ª persona singular (yo) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) imperativo
Multiple Entries: vestir vista
vestir ( conjugate vestir) verbo transitivo 1
a) ‹niño/muñeca› to dress

b) ( proporcionar ropa a) to clothe (frml)

c) ( confeccionar ropa a) [ modisto] to dress
2 (liter o period) ( llevar puesto) to wear verbo intransitivo 1 [ persona] to dress;
◊ vista bien to dress well;
vista de algo ‹de uniforme/azul›) to wear sth; vista de etiqueta to wear formal dress 2 ( ser elegante):
◊ no sabe vista he has no dress sense;
de vista ‹traje/zapatos› smart vestirse verbo pronominal ( refl)
a) ( ponerse ropa) to dress, get dressed;

◊ date prisa, vístete hurry up, get dressed

b) ( de cierta manera):

◊ se viste mal he dresses badly;
se viste a la última moda she wears the latest styles; siempre se viste de verde she always wears green
c) ( disfrazarse) vistase de algo to dress up as sth

vista sustantivo femenino 1
a) ( sentido) sight, eyesight;

◊ tener buena vista to have good eyesight;
ser corto de vista to be near-sighted; perdió la vista he lost his sight; vista cansada eyestrain
b) ( ojos) eyes;

◊ le hace daño a la vista it hurts his eyes;
lo operaron de la vista he had an eye operation 2 ( mirada):
◊ alzar/bajar la vista to look up/down
3 ( en locs)
◊ a la vista: ponlo bien a la vista put it where it can be seen easily;
estar/no estar a la vista to be within/out of sight; a la vista de todos in full view of everyone; ¿tienes algún proyecto a la vista? do you have any projects in view?; a primera or a simple vista at first sight o glance; con vistas a with a view to; en vista de in view of; en vista de que … in view of the fact that …; ¡hasta la vista! see you!, so long! (colloq); perder algo/a algn de vista to lose sight of sth/sb; perderse de vista to disappear from view 4 ( panorama) view;
◊ con vista al mar with a sea view;
vista aérea aerial view 5 (Der) hearing
vestir
I verbo transitivo
1 (poner la ropa a alguien) to dress frml to clothe
2 (llevar puesto) to wear: vestía un traje gris, he was wearing a grey suit
II verbo intransitivo
1 (llevar) to dress
viste de rojo, she's wearing red
vestir bien, to dress well (ser apropiado, elegante) to look smart
visto,-a
I adjetivo
1 (considerado socialmente) estar bien visto, to be considered correct o acceptable
estar mal visto, to be frowned upon/on
2 (común, poco original) estar muy visto, not to be very original: ese reloj está muy visto, everybody is wearing watches like that
3 fam (obvio) estar visto, to be obvious o clear
4 (al parecer) por lo visto, apparently
5 Jur visto para sentencia, ready for judgement
II sustantivo masculino visto bueno, approval
vista sustantivo femenino
1 (sentido, visión) sight: le conozco de vista, I know him by sight
ese edificio nos tapa la vista del río, the river is hidden from view by that building
tienes buena vista, you have good eyesight
corto de vista, shortsighted, US nearsighted (los ojos) me hace daño a la vista, it hurts my eyes
2 (perspectiva, panorama) view
con vistas a la calle, overlooking the street
3 Jur hearing, trial Locuciones: familiar hacer la vista gorda, to turn a blind eye
perder de vista, to lose sight of: el tren se perdió de vista, the train disappeared from view familiar ¡piérdete de mi vista!, get out of here!, get lost! (recordar) volver/echar la vista atrás, to look back
a la vista, (dentro del campo visual) visible, within sight (previsto) tienen un viaje a la vista, they have a trip in mind
a primera vista/a simple vista, (a la primera, directamente) at first sight o glance: amor a primera vista, love at first sight
detectó el error a simple vista, he found the mistake straight away (con solo mirar) esa estrella no es visible a simple vista, that star isn't visible with the naked eye (en principio, al parecer) on the face of it
con vistas a, with a view to
en vista de, in view of, considering ' vista' also found in these entries: Spanish: abarcar - aguda - agudo - alcance - ante - apartar - cantar - converger - corta - corto - dominar - esforzar - fijar - fina - fino - golpe - graduar - graduarse - herir - lince - novedosa - novedoso - nublarse - punto - recorrer - respetable - saltar - sesgar - versión - visión - volver - aéreo - agradable - alcanzar - amor - ángulo - cansar - chiribita - clavado - clavar - conocer - descansar - devolver - engañar - forzar - levantar - mirada - mirar - nublar - ojo English: acute - angle - aspect - avert - away - bird's-eye view - blind - blot out - clear - contention - delightful - dim - eagle-eyed - eye - eye-level - eyesight - eyestrain - face - glance - glorious - gorgeous - hearing - hide - in - jump out - look up - naked - note - obstruct - open out - oscillate - outlook - overlook - perspective - point - respect - scene - see - seeing - sense - sharp - sight - sight-reading - slant - splendid - standpoint - stare - strain - strained - surface

vista

tr['vɪstə]

noun

1 vista, panorama nombre masculino

2 figurative use perspectiva

vista ['vɪstə] n

: vista f

vista

n.

• panorama s.m.

• perspectiva s.f.

• vista s.f.

'vɪstə
noun vista f; ( panoramic) panorama m

['vɪstǝ]
N ABBR (US) = Volunteers in Service to America programa de ayuda voluntaria a los necesitados
* * *
['vɪstə]
noun vista f; ( panoramic) panorama m

English-spanish dictionary > VISTA
17 vista

Del verbo vestir: ( conjugate vestir) \ \
vista es: \ \
1ª persona singular (yo) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) presente subjuntivo

3ª persona singular (él/ella/usted) imperativo
Multiple Entries: vestir vista
vestir ( conjugate vestir) verbo transitivo 1
a) ‹niño/muñeca› to dress

b) ( proporcionar ropa a) to clothe (frml)

c) ( confeccionar ropa a) [ modisto] to dress
2 (liter o period) ( llevar puesto) to wear verbo intransitivo 1 [ persona] to dress;
◊ vista bien to dress well;
vista de algo ‹de uniforme/azul›) to wear sth; vista de etiqueta to wear formal dress 2 ( ser elegante):
◊ no sabe vista he has no dress sense;
de vista ‹traje/zapatos› smart vestirse verbo pronominal ( refl)
a) ( ponerse ropa) to dress, get dressed;

◊ date prisa, vístete hurry up, get dressed

b) ( de cierta manera):

◊ se viste mal he dresses badly;
se viste a la última moda she wears the latest styles; siempre se viste de verde she always wears green
c) ( disfrazarse) vistase de algo to dress up as sth

vista sustantivo femenino 1
a) ( sentido) sight, eyesight;

◊ tener buena vista to have good eyesight;
ser corto de vista to be near-sighted; perdió la vista he lost his sight; vista cansada eyestrain
b) ( ojos) eyes;

◊ le hace daño a la vista it hurts his eyes;
lo operaron de la vista he had an eye operation 2 ( mirada):
◊ alzar/bajar la vista to look up/down
3 ( en locs)
◊ a la vista: ponlo bien a la vista put it where it can be seen easily;
estar/no estar a la vista to be within/out of sight; a la vista de todos in full view of everyone; ¿tienes algún proyecto a la vista? do you have any projects in view?; a primera or a simple vista at first sight o glance; con vistas a with a view to; en vista de in view of; en vista de que … in view of the fact that …; ¡hasta la vista! see you!, so long! (colloq); perder algo/a algn de vista to lose sight of sth/sb; perderse de vista to disappear from view 4 ( panorama) view;
◊ con vista al mar with a sea view;
vista aérea aerial view 5 (Der) hearing
vestir
I verbo transitivo
1 (poner la ropa a alguien) to dress frml to clothe
2 (llevar puesto) to wear: vestía un traje gris, he was wearing a grey suit
II verbo intransitivo
1 (llevar) to dress
viste de rojo, she's wearing red
vestir bien, to dress well (ser apropiado, elegante) to look smart
visto,-a
I adjetivo
1 (considerado socialmente) estar bien visto, to be considered correct o acceptable
estar mal visto, to be frowned upon/on
2 (común, poco original) estar muy visto, not to be very original: ese reloj está muy visto, everybody is wearing watches like that
3 fam (obvio) estar visto, to be obvious o clear
4 (al parecer) por lo visto, apparently
5 Jur visto para sentencia, ready for judgement
II sustantivo masculino visto bueno, approval
vista sustantivo femenino
1 (sentido, visión) sight: le conozco de vista, I know him by sight
ese edificio nos tapa la vista del río, the river is hidden from view by that building
tienes buena vista, you have good eyesight
corto de vista, shortsighted, US nearsighted (los ojos) me hace daño a la vista, it hurts my eyes
2 (perspectiva, panorama) view
con vistas a la calle, overlooking the street
3 Jur hearing, trial Locuciones: familiar hacer la vista gorda, to turn a blind eye
perder de vista, to lose sight of: el tren se perdió de vista, the train disappeared from view familiar ¡piérdete de mi vista!, get out of here!, get lost! (recordar) volver/echar la vista atrás, to look back
a la vista, (dentro del campo visual) visible, within sight (previsto) tienen un viaje a la vista, they have a trip in mind
a primera vista/a simple vista, (a la primera, directamente) at first sight o glance: amor a primera vista, love at first sight
detectó el error a simple vista, he found the mistake straight away (con solo mirar) esa estrella no es visible a simple vista, that star isn't visible with the naked eye (en principio, al parecer) on the face of it
con vistas a, with a view to
en vista de, in view of, considering ' vista' also found in these entries: Spanish: abarcar - aguda - agudo - alcance - ante - apartar - cantar - converger - corta - corto - dominar - esforzar - fijar - fina - fino - golpe - graduar - graduarse - herir - lince - novedosa - novedoso - nublarse - punto - recorrer - respetable - saltar - sesgar - versión - visión - volver - aéreo - agradable - alcanzar - amor - ángulo - cansar - chiribita - clavado - clavar - conocer - descansar - devolver - engañar - forzar - levantar - mirada - mirar - nublar - ojo English: acute - angle - aspect - avert - away - bird's-eye view - blind - blot out - clear - contention - delightful - dim - eagle-eyed - eye - eye-level - eyesight - eyestrain - face - glance - glorious - gorgeous - hearing - hide - in - jump out - look up - naked - note - obstruct - open out - oscillate - outlook - overlook - perspective - point - respect - scene - see - seeing - sense - sharp - sight - sight-reading - slant - splendid - standpoint - stare - strain - strained - surface

vista

tr['vɪstə]

noun

1 vista, panorama nombre masculino

2 figurative use perspectiva

vista ['vɪstə] n

: vista f

vista

n.

• panorama s.m.

• perspectiva s.f.

• vista s.f.

'vɪstə
noun vista f; ( panoramic) panorama m

['vɪstǝ]
N (lit) vista f, panorama m ; (fig) perspectiva f, horizonte m
to open up new vistas — abrir nuevas perspectivas or nuevos horizontes

* * *
['vɪstə]
noun vista f; ( panoramic) panorama m

English-spanish dictionary > vista
18 just

I adjective
1) (right and fair: not favouring one more than another: a fair and just decision.) rettferdig, riktig

2) (reasonable; based on one's rights: He certainly has a just claim to the money.) rimelig, berettiget

3) (deserved: He got his just reward when he crashed the stolen car and broke his leg.) fortjent

•

- justly
- justness II adverb
1) ((often with as) exactly or precisely: This penknife is just what I needed; He was behaving just as if nothing had happened; The house was just as I'd remembered it.) akkurat, nettopp

2) ((with as) quite: This dress is just as nice as that one.) like (...) som

3) (very lately or recently: He has just gone out of the house.) nettopp, akkurat

4) (on the point of; in the process of: She is just coming through the door.) i ferd med

5) (at the particular moment: The telephone rang just as I was leaving.) nettopp da

6) ((often with only) barely: We have only just enough milk to last till Friday; I just managed to escape; You came just in time.) bare nok, bare så vidt

7) (only; merely: They waited for six hours just to get a glimpse of the Queen; `Where are you going?' `Just to the post office'; Could you wait just a minute?) bare (for å)

8) (used for emphasis, eg with commands: Just look at that mess!; That just isn't true!; I just don't know what to do.) (se) bare!; Det er bare ikke sant!

9) (absolutely: The weather is just marvellous.) absolutt

•

- just about
- just now
- just then

bare
--------
neppe
--------
nøyaktig
--------
rettferdig

I
subst. \/dʒʌst\/

se ➢ joust, 1
II
verb \/dʒʌst\/

se ➢ joust, 2
III
adj. \/dʒʌst\/

1) rettferdig, rett, riktig, upartisk

• a just decision

en rettferdig avgjørelse

2) ( om person) rettskaffen

• he's a just man

han er en rettskaffen mann

3) velfortjent

• just reward

velfortjent belønning

4) skjellig, rimelig

• the payment is just

betalingen er skjellig

5) berettiget, velbegrunnet, veloverveid

• just suspicions

velbegrunnede mistanker

6) (gammeldags eller bibelsk, om person) rettferdig, uklanderlig

7) ( gammeldags) nøyaktig, eksakt, presis

be just to(wards) someone være rettferdig mot noen

sleep the sleep of the just sove den rettferdiges søvn
IV
adv. \/dʒʌst\/, \/dʒəst\/

1) nøyaktig, akkurat, aldeles

• this is just what I wanted

dette er akkurat det jeg ville ha

2) nylig, nettopp

• they have just left

de reiste nettopp

3) med en gang, straks, med det samme

• I'm just coming

jeg kommer med en gang

• it's just on six

den er straks seks

4) med nød og neppe, knapt

• I just managed to save enough money

jeg lyktes med nød og neppe i å spare nok penger

5) bare, kun

• just a moment!

• she is just a child

• I just looked at him

6) ( hverdagslig) fullstendig, aldeles, faktisk, ganske enkelt, simpelthen

• he's just crazy

han er aldeles gal

• isn't it just splendid?

er det ikke ganske enkelt fantastisk?

7) (hverdagslig, forsterkende) min sann, virkelig, jammen

• that's just fine!

det er virkelig flott!

• did she laugh? Didn't she just!

lo hun? ja, det kan du skrive opp at hun gjorde!

8) (hverdagslig, i spørsmål) egentlig

• just who owns this place?

hvem eier egentlig dette stedet?

just about omtrent, sånn cirka med nød og neppe, nesten, såvidt

just as well like gjerne, like bra

just enough se ➢ enough

just now akkurat nå, for øyeblikket nylig, for et øyeblikk siden

be just possible være mulig (men lite trolig)

just so (som svar, formelt) jeg er så enig i fullkommen orden, gjort\/plassert aldeles riktig, perfekt

be just the person for something være den rette (person) for noe

• he is just the man for the post

han er den rette mannen til stillingen

just the same likevel

• we don't like that kind of music but we'll go just the same

vi liker ikke slik musikk, men vi skal gå likevel

English-Norwegian dictionary > just
19 record

1. transitive verb
1) aufzeichnen

record a new LP — eine neue LP aufnehmen

record something in a book/painting — etwas in einem Buch/auf einem Gemälde festhalten

2) (register officially) dokumentieren; protokollieren [Verhandlung]
2. intransitive verb
aufzeichnen; (on tape) Tonbandaufnahmen/eine Tonbandaufnahme machen
3. noun
1)

be on record — [Prozess, Verhandlung, Besprechung:] protokolliert sein

there is no such case on record — ein solcher Fall ist nicht dokumentiert

it is on record that... — es ist dokumentiert, dass...

have something on record — etwas dokumentiert haben

put something on record — etwas schriftlich festhalten

2) (report) Protokoll, das; (Law): (official report) [Gerichts]akte, die

3) (document) Dokument, das; (piece of evidence) Zeugnis, das; Beleg, der

medical records — medizinische Unterlagen

for the record — für das Protokoll

just for the record — der Vollständigkeit halber; (iron.) nur der Ordnung halber

[strictly] off the record — [ganz] inoffiziell

get or keep or put or set the record straight — keine Missverständnisse aufkommen lassen

4) (disc for gramophone) [Schall]platte, die

5) (facts of somebody's/something's past) Ruf, der

have a good record [of achievements] — gute Leistungen vorweisen können

have a [criminal/police] record — vorbestraft sein

6) (best performance) Rekord, der

set a record — einen Rekord aufstellen

break or beat the record — den Rekord brechen
4. attributive adjective
Rekord-

* * *
1. ['reko:d, -kəd, ]( American[) -kərd] noun
1) (a written report of facts, events etc: historical records; I wish to keep a record of everything that is said at this meeting.) die Aufzeichnung

2) (a round flat piece of (usually black) plastic on which music etc is recorded: a record of Beethoven's Sixth Symphony.) die Platte

3) ((in races, games, or almost any activity) the best performance so far; something which has never yet been beaten: He holds the record for the 1,000 metres; The record for the high jump was broken/beaten this afternoon; He claimed to have eaten fifty sausages in a minute and asked if this was a record; ( also adjective) a record score.) der Rekord, Rekord...

4) (the collected facts from the past of a person, institution etc: This school has a very poor record of success in exams; He has a criminal record.) das Register
2. [rə'ko:d] verb
1) (to write a description of (an event, facts etc) so that they can be read in the future: The decisions will be recorded in the minutes of the meeting.) aufschreiben

2) (to put (the sound of music, speech etc) on a record or tape so that it can be listened to in the future: I've recorded the whole concert; Don't make any noise when I'm recording.) aufnehmen

3) ((of a dial, instrument etc) to show (a figure etc) as a reading: The thermometer recorded 30°C yesterday.) verzeichnen

4) (to give or show, especially in writing: to record one's vote in an election.) abgeben

•

- academic.ru/60784/recorder">recorder
- recording
- record-player
- in record time
- off the record
- on record
* * *

rec·ord

I. n

[ˈrekɔ:d, AM -ɚd]

1. (information) Aufzeichnungen pl, Unterlagen pl; (document) Akte f; of attendance Liste f; (minutes) Protokoll nt, Niederschrift f

this summer has been the hottest on \record dieser Sommer war der heißeste, der jemals verzeichnet wurde

the coach went on \record as saying... der Trainer äußerte sich öffentlich dahingehend, dass...

to be a matter of [public] \record [offiziell] belegt [o dokumentiert] sein

to keep \records (register) Buch führen; (list) eine Liste führen; historian Aufzeichnungen machen

to keep a private \record of sth sich dat etw notieren

for the \record (for the minutes) für das Protokoll; (as a matter of form) der Ordnung halber

2. no pl (past history) Vorgeschichte f; of achievements bisherige Leistungen

this applicant has the best \record dieser Bewerber hat die besten Voraussetzungen

he's got a clean \record er hat sich nichts zuschulden kommen lassen; (no convictions) er ist nicht vorbestraft

given Mr Smith's \record as a good credit risk, we can give him the loan in Anbetracht der Tatsache, dass Herr Smith sich in der Vergangenheit bereits als kreditwürdig erwiesen hat, können wir ihm das Darlehen geben

police \record Vorstrafen pl

safety \record Sicherheitszeugnis nt

criminal \record Vorstrafenregister nt

dental \record zahnärztliche Unterlagen pl

to have an excellent \record worker, employee ausgezeichnete Leistungen vorweisen können

to have a good/bad \record einen guten/schlechten Ruf haben

medical \record Krankenblatt nt

3. (music) [Schall]platte f

hit \record Hit m fam

to change/play/put on a \record eine Platte umdrehen/spielen/auflegen

to make [or cut] a \record eine [Schall]platte aufnehmen

4. SPORT Rekord m

Olympic \record olympischer Rekord

world \record Weltrekord m

to break [or beat] a \record einen Rekord brechen

to hold a \record einen Rekord halten

to set [or establish] a \record einen Rekord aufstellen

5. LAW (court report) [Gerichts]protokoll nt, Gerichtsakte f

a court of \record ein ordentliches Gericht

6. COMPUT [Daten]satz m

7.

▶ to put [or set] the \record straight für Klarheit sorgen, alle Missverständnisse aus dem Weg räumen

▶ to say sth on/off the \record etw offiziell/inoffiziell sagen

strictly off the \record ganz im Vertrauen, streng vertraulich

II. adj

[ˈrekɔ:d, AM -ɚd]

inv Rekord-

\record crop/turnout/year Rekordernte f/-beteiligung f/-jahr nt

to reach a \record high/low ein Rekordhoch/Rekordtief nt erreichen

to do sth in \record time etw in Rekordzeit erledigen

III. vt

[rɪˈkɔ:d, AM -ˈkɔ:rd]

hyphenate re·cord

1. (store)

▪ to \record sth facts, events etw aufzeichnen [o festhalten]

the temperature fell today, with -14°C being \recorded in some places die Temperaturen fielen heute, stellenweise wurden -14°C gemessen

to \record a birth/a death/a marriage LAW eine Geburt/einen Todesfall/eine Heirat registrieren [o [ins Register] eintragen]

to \record one's feelings/ideas/thoughts seine Gefühle/Ideen/Gedanken niederschreiben

to \record sth in the minutes of a meeting etw in einem Sitzungsprotokoll vermerken

2. (register)

to \record rotations/the speed/the temperature Umdrehungen/die Geschwindigkeit/die Temperatur anzeigen [o messen]

the needle \recorded 50 mph die Nadel zeigte 80 km/h

3. (for later reproduction)

▪ to \record sth FILM, MUS etw aufnehmen; event etw dokumentieren

to \record a speech eine Rede aufzeichnen

IV. vi

[rɪˈkɔ:d, AM -ˈkɔ:rd]

hyphenate re·cord (on tape, cassette) Aufnahmen machen, ÖSTERR aufnehmen; person eine Aufnahme machen; machine aufnehmen

the VCR is \recording der Videorecorder nimmt gerade auf

* * *
[rɪ'kɔːd]
1. vt

1) facts, story, events (diarist, person) aufzeichnen; (documents, diary etc) dokumentieren; (in register) eintragen; (= keep minutes of) protokollieren; one's thoughts, feelings etc festhalten, niederschreiben; protest, disapproval zum Ausdruck bringen

these facts are not recorded anywhere — diese Tatsachen sind nirgends festgehalten

it's not recorded anywhere — das ist nirgends dokumentiert or belegt

to record sth photographically — etw im Bild festhalten

to record one's vote — seine Stimme abgeben

to record a verdict of accidental death —

history records that... — es ist geschichtlich dokumentiert, dass...

the author records that... — der Verfasser berichtet, dass...

2) (thermometer, meter etc) verzeichnen, registrieren; (needle) aufzeichnen, registrieren

3) (on tape, cassette etc) aufnehmen, aufzeichnen; (person) aufnehmen

4) CD, DVD brennen

2. vi
(Tonband)aufnahmen machen
he is recording at 5 o'clock — er hat um 5 Uhr eine Aufnahme

his voice does not record well — seine Stimme lässt sich nicht gut aufnehmen

the tape recorder won't record — das Tonbandgerät nimmt nicht auf

3. n
['rekɔːd]
1) (= account) Aufzeichnung f; (of attendance) Liste f; (of meeting) Protokoll nt; (= official document) Unterlage f, Akte f; (lit, fig of the past, of civilization) Dokument nt

(public) records — im Staatsarchiv gelagerte Urkunden

a photographic record —

it's nice to have a photographic record of one's holidays — es ist nett, den Urlaub im Bild festgehalten zu haben

to keep a record of sth — über etw (acc) Buch führen; (official, registrar) etw registrieren; (historian, chronicler) etw aufzeichnen

to keep a personal record of sth — sich (dat) etw notieren

it is on record that... — es gibt Belege dafür, dass...; (in files) es ist aktenkundig, dass...

there is no similar example on record — es ist kein ähnliches Beispiel bekannt

I'm prepared to go on record as saying that... — ich stehe zu der Behauptung, dass...

he's on record as having said... — es ist belegt, dass er gesagt hat,...

last night the PM went on record as saying... — gestern Abend hat sich der Premier dahin gehend geäußert, dass...

to put sth on record — etw schriftlich festhalten

there is no record of his having said it — es ist nirgends belegt, dass er es gesagt hat

to put or set the record straight — für klare Verhältnisse sorgen

just to set the record straight — nur damit Klarheit herrscht

for the record — der Ordnung halber

this is strictly off the record — dies ist nur inoffizell

(strictly) off the record he did come — ganz im Vertrauen: er ist doch gekommen

2) (= police record) Vorstrafen pl

he's got a record — er ist vorbestraft

record of previous convictions — Vorstrafen pl

he's got a clean record, he hasn't got a record — er ist nicht vorbestraft

3) (= history) Vorgeschichte f; (= achievements) Leistungen pl

to have an excellent record —

the team with the best record — die Mannschaft mit den besten Leistungen

with a record like yours you should be able to handle this job — mit Ihren Voraussetzungen müssten Sie sich in dieser Stelle leicht zurechtfinden

he has a good record of service — er ist ein verdienter Mitarbeiter

service record (Mil) — militärisches Führungszeugnis

his attendance record is bad — er fehlt oft

his past record — seine bisherigen Leistungen

to have a good school record — ein guter Schüler/eine guter Schülerin sein

to have a good safety record —

to have a dubious record as far as sth is concerned — in Bezug auf etw (acc) einen zweifelhaften Ruf haben

he left a splendid record of achievements behind him — er hat sehr viel geleistet

to spoil one's record — es sich (dat) verderben, sich (dat) ein Minus einhandeln

I've been looking at your record, Jones — ich habe mir Ihre Akte angesehen, Jones

4) (MUS) (Schall)platte f; (= recording) (of voice, music etc) Aufnahme f; (of programme, speech) Aufzeichnung f, Aufnahme f

to make or cut a record — eine Schallplatte machen

5) (SPORT fig) Rekord m

to beat or break the record — den Rekord brechen

to hold the record — den Rekord halten or innehaben

long-jump record — Weitsprungrekord, Rekord im Weitsprung

record amount — Rekordbetrag m

record time — Rekordzeit f

record result — Rekordergebnis nt

6) (on seismograph etc) Aufzeichnung f, Registrierung f

7) (COMPUT in database) Datensatz m

* * *

record [rıˈkɔː(r)d]

A v/t

1. schriftlich niederlegen, aufzeichnen, -schreiben

2. eintragen oder registrieren (lassen), erfassen, aufnehmen:

recorded delivery Postwesen: Br Zustellung f gegen Empfangsbestätigung

3. JUR beurkunden, protokollieren, zu Protokoll oder zu den Akten nehmen

4. fig aufzeichnen, festhalten, (der Nachwelt) überliefern

5. TECH

a) Messwerte registrieren, aufzeichnen (beide auch Gerät)

b) IT Daten aufzeichnen, registrieren

6. a)(auf Tonband, Schallplatte etc, auch fotografisch) aufnehmen oder festhalten, eine Aufnahme machen von (oder gen), eine Sendung mitschneiden:

record sth on tape auch etwas auf Band sprechen;

recorded broadcast (RADIO, TV) Aufzeichnung f;

the broadcast was recorded die Übertragung war eine Aufzeichnung

b) ein Tonband etc bespielen

c) eine CD brennen

7. obs ein Lied singen (Vogel)

8. seine Stimme abgeben

9. obs bezeugen

B v/i

1. aufzeichnen (etc → A)

2. a) Aufnahmen machen

b) sich gut etc aufnehmen lassen:

her voice records beautifully

C s record [ˈrekɔː(r)d; US besonders ˈrekərd]

1. Aufzeichnung f, Niederschrift f:

on record

a)(geschichtlich etc) verzeichnet oder nachgewiesen, schriftlich belegt,

b) → C 4,

c) das beste etc aller Zeiten, bisher;

off the record inoffiziell;

on the record offiziell;

he hasn’t gone on record as showing a lot of initiative er hat sich bis jetzt nicht gerade durch viel Initiative hervorgetan;

put ( oder set) the record straight die Dinge zurechtrücken;

(just) to put the record straight (nur) um das einmal klarzustellen;

just for the record (nur) um das einmal festzuhalten

2. (schriftlicher) Bericht

3. auch JUR Urkunde f, Dokument n, Unterlage f

4. JUR

a) Protokoll n, Niederschrift f

b) (Gerichts)Akte f, Aktenstück n:

on record aktenkundig, in den Akten;

on the record of the case nach Aktenlage;

go on record fig sich erklären oder festlegen;

place on record aktenkundig machen, protokollieren;

record office Archiv n

5. a) Register n, Liste f, Verzeichnis n:

keep a record Buch führen (of über akk)

b) Strafregister n, weitS. Vorstrafen(register) pl(n):

have a (criminal) record vorbestraft sein

6. auch TECH Registrierung f, Aufzeichnung f

7. a) Ruf m, Leumund m, Vergangenheit f:

a bad record ein schlechter Ruf oder Leumund

b) gute etc Leistung(en pl) (in der Vergangenheit):

have a brilliant record as an executive hervorragende Leistungen als leitender Angestellter vorweisen können, auf eine glänzende Karriere als leitender Angestellter zurückblicken können

8. fig Urkunde f, Zeugnis n:

be a record of sth etwas bezeugen

9. a) (Schall)Platte f:

make a record eine Platte aufnehmen;

put another record on! fig umg leg ‘ne andere Platte auf!

b) (Band- etc) Aufnahme f, Aufzeichnung f, Mitschnitt m

10. SPORT, auch weitS. Rekord m, Best-, Höchstleistung f

D adj record [ˈrekɔː(r)d; US besonders ˈrekərd]

1. SPORT etc Rekord…:

record attempt ( oder attendance, jump, prices, etc);

record high (low) WIRTSCH Rekordhoch n (Rekordtief n) (einer Währung etc);

record holder Rekordhalter(in), -inhaber(in);

record performance allg Spitzenleistung f;

in record time in Rekordzeit

2. (Schall)Platten…:

record company;

record changer Plattenwechsler m;

record library

a) Plattensammlung f, -archiv n,

b) besonders HIST Plattenverleih m;

record player Plattenspieler m;

record producer Plattenproduzent(in)

rec. abk

1. receipt

2. recipe

3. record

* * *
1. transitive verb
1) aufzeichnen

record a new LP — eine neue LP aufnehmen

record something in a book/painting — etwas in einem Buch/auf einem Gemälde festhalten

2) (register officially) dokumentieren; protokollieren [Verhandlung]
2. intransitive verb
aufzeichnen; (on tape) Tonbandaufnahmen/eine Tonbandaufnahme machen
3. noun
1)

be on record — [Prozess, Verhandlung, Besprechung:] protokolliert sein

there is no such case on record — ein solcher Fall ist nicht dokumentiert

it is on record that... — es ist dokumentiert, dass...

have something on record — etwas dokumentiert haben

put something on record — etwas schriftlich festhalten

2) (report) Protokoll, das; (Law): (official report) [Gerichts]akte, die

3) (document) Dokument, das; (piece of evidence) Zeugnis, das; Beleg, der

medical records — medizinische Unterlagen

for the record — für das Protokoll

just for the record — der Vollständigkeit halber; (iron.) nur der Ordnung halber

[strictly] off the record — [ganz] inoffiziell

get or keep or put or set the record straight — keine Missverständnisse aufkommen lassen

4) (disc for gramophone) [Schall]platte, die

5) (facts of somebody's/something's past) Ruf, der

have a good record [of achievements] — gute Leistungen vorweisen können

have a [criminal/police] record — vorbestraft sein

6) (best performance) Rekord, der

set a record — einen Rekord aufstellen

break or beat the record — den Rekord brechen
4. attributive adjective
Rekord-

* * *

(music) n.

Platte -n f.

Schallplatte f. adj.

aufzeichnet adj. n.

Aufzeichnung f.

Datensatz m.

Rekord -e m.

Rekordmarke f.

Satz ¨-e m. v.

aufnehmen v.

aufzeichnen v.

erfassen v.

protokollieren v.

registrieren v.

English-german dictionary > record
20 shot

I
1. [ʃɒt] n

1. выстрел

flying shot - выстрел по движущейся цели

wild shot - промах

starting shot - спорт. стартовый выстрел

to make /to take/ a random shot - а) выстрелить не целясь; б) сказать /ответить/ наугад

to take /to fire/ a shot - производить выстрел, стрелять

to have /to take, to make/ a shot at smth. - стрелять по чему-л. [см. тж. 2]

to make a good shot - а) попасть в цель; б) попасть в точку

to make a bad /a poor/ shot - а) промахнуться; б) оплошать, сплоховать

to snap shot - выстрелить не целясь

2. попытка

to have a shot for a prize - участвовать в борьбе за приз

to have /to take, to make/ a shot at smth. - пытаться сделать что-л., предпринять попытку сделать что-л.; пробовать свои силы в чём-л. [см. тж. 1]

to make a shot at a question - пытаться отгадать ответ

his first shot at doing it was a failure - его первая попытка (сделать это) была неудачной

he took a shot at reforming the boy - он пытался перевоспитать мальчика

I shall give you a shot at this job first - сначала я дам вам возможность попробовать /испытать/ себя на этой работе

3. 1) удар, бросок

a shot with a stone - удар камнем

well-aimed [skilful] shot - хорошо рассчитанный [мастерской] удар

2) удар, выпад, колкость

shot at smb. - колкое замечание в чей-л. адрес

to exchange shots - переругиваться, обмениваться колкостями

3) удар по воротам ( футбол); удар по калитке ( крикет); бросок по воротам ( хоккей); бросок в корзину ( баскетбол)

winning shot - удар (но воротам), решающий исход игры

forehand shot - бросок лицевой стороной клюшки

backhand shot - бросок тыльной стороной клюшки

short shot - бросок из-под корзины

a shot through the slips - удар по калитке ( крикет)

4. стрелок

good [poor, first-class] shot - хороший [плохой, первоклассный] стрелок

dead shot - меткий стрелок

to be no shot - совсем не уметь стрелять

5. спорт. игрок

good [bad, splendid] shot at golf [at croquet] - хороший [плохой, великолепный] игрок в гольф [в крокет]

6. дальность выстрела

long shot - выстрел на большое расстояние [см. тж. 11, 1) и 13]

within /in/ shot - а) на расстоянии выстрела; б) разг. в пределах досягаемости; out of shot - вне досягаемости

7. 1) дробь (тж. small shot)

to load a gun with shot - зарядить ружьё дробью

several shots were extracted from his arm - из его руки было извлечено несколько дробинок

2) воен. сплошной или массивный снаряд

3) шрапнель, картечь

4) взрыв

underground nuclear shot - подземный ядерный взрыв

8. воен., косм. пуск ( ракеты); полёт ( ракеты); запуск ( ракетного двигателя)

orbital shot - запуск ракеты на орбиту

space shot - полёт в космос

9. 1) спорт. ядро (для толкания)

to put the shot - толкать ядро

2) ист. пушечное ядро

10. фото (моментальный) снимок

11. кино

1) (съёмочный) кадр

long shot - кадр, снятый дальним /общим/ планом [см. тж. 6. и 13]

crane shot - кадр, снятый с движения

2) съёмка, киносъёмка

3) план съёмки, кинематографический план

12. разг.

1) доза

2) укол, впрыскивание

a shot of morphia - укол морфия

a shot in the arm - а) укол в руку; б) возбуждающее средство; стимул; the conference was in need of a shot in the arm - работу конференции нужно было оживить

3) глоток спиртного

13. догадка, предположение

long shot - смелое предположение [см. тж. 6 и 11, 1)]

to take a long shot - загадывать далеко вперёд

14. человек, личность

big shot - важная шишка

hot shot - вспыльчивый человек, «спичка»

that's the shot! - австрал. разг. молодец!

15. горн.

1) взрыв

2) заряд взрывчатого вещества

3) шпур

16. рыб. забрасывание сети

17. редк. быстрое, стремительное движение, передвижение

18. редк. побег, росток

tender shot - нежный росток /побег/

♢ by a long shot - гораздо, намного

not by a long shot - отнюдь нет, ни в коем случае, никак нет

like a shot - а) сразу, немедленно; б) очень охотно, не колеблясь, не раздумывая; off like a shot - пулей, стремительно; без промедления

a shot in the eye - ≅ медвежья услуга

a shot in the locker - а) наличные; наличность; б) оставшаяся возможность

not a shot in the locker - а) без гроша /без копейки/ (в кармане); б) никаких шансов, никакой надежды

to have a shot /plenty of shot/ in the locker - ≅ есть ещё порох в пороховницах

a shot in the blue - промах, ляпсус

a shot in the dark - а) догадка наобум; предположение, высказанное наугад; б) попытка, не предвещающая успеха

2. [ʃɒt] v

1. заряжать

to shot a gun - заряжать ружьё

2. подвешивать дробинки ( к леске)
II [ʃɒt] a
1) выбросивший метёлку ( о растении)

2) давший росток
II [ʃɒt] past и p. p. от shoot¹ II IV
1. [ʃɒt] n

переливчатая ткань, ткань с отливом; шёлк «шанжан»

2. [ʃɒt] a

1. переливчатый

shot silk - переливчатый шёлк; шёлк «шанжан»

2. 1) текст. с уточной прокидкой ( из золотой или серебряной пряжи)

shot with gold - с золотой ниткой

black cloth shot with silver thread - чёрная ткань с серебряной ниткой

2) испещрённый, пересыпанный

hair shot with grey - волосы с проседью /тронутые сединой/

a blue sky shot with white clouds - синее небо с редкими белыми облачками

shot with satire - пронизанный сатирой

3. отнерестившийся ( о рыбе)

4. разг. изношенный; потрёпанный

his nerves were shot - его нервы никуда не годились, нервы у него были истрёпаны

the faucets are pretty well shot - краны пришли почти в полную негодность

5. разг. обречённый на провал

6. сл. пьяный
V [ʃɒt] past и p. p. от shoot² II VI [ʃɒt] n сл.
1. счёт (в гостинице и т. п.)

to pay one's shot - расплачиваться, оплачивать счёт [см. тж. 2]

to stand shot - платить за всех (в ресторане и т. п.)

2. доля, взнос

to pay one's shot - а) заплатить за себя /свою долю/; б) вносить свою лепту; [см. тж. 1]

НБАРС > shot

Страницы

См. также в других словарях:

Splendid — Infobox Musical artist Name = Splendid Img capt = Img size = Landscape = Background = group or band Origin = Los Angeles, USA Genre = Indie pop Years active = 1999–2004 Label = Mammoth Records Popboomerang Records Associated acts = Frente! URL =… … Wikipedia
splendid — [[t]sple̱ndɪd[/t]] 1) ADJ GRADED: usu ADJ n If you say that something is splendid, you mean that it is very good. The book includes a wealth of splendid photographs... Our house has got a splendid view across towards the Cotswolds... I found him… … English dictionary
splendid — splen|did [ˈsplendıd] adj especially BrE [Date: 1600 1700; : Latin; Origin: splendidus, from splendere to shine ] 1.) old fashioned very good = ↑excellent ▪ a splendid idea ▪ a splendid opportunity ▪ The staff are doing a splendid job. 2.) … Dictionary of contemporary English
A Thousand Splendid Suns — Infobox Book | name = A Thousand Splendid Suns title orig = translator = image caption = First edition cover author = Khaled Hosseini cover artist = country = United States language = English series = genre = Novel publisher = Riverhead Books(and … Wikipedia
Unjust War with Mexico — ▪ Primary Source By 1847 Albert Gallatin s long and distinguished career of public service as a congressman, cabinet member, and diplomat was behind him. Most of those with whom he had worked and sometimes fought were dead, and at age 86 he … Universalium
Lu You — (zh ts|t=陸游|s=陆游, 1125–1210), was a Chinese poet of the southern Song dynasty.CareerEarly careerLu You came from a family in which there were some government officials. At that time the southern Song dynasty was frequently invaded by the Jin… … Wikipedia
I Only Have Eyes for You (Buffy the Vampire Slayer episode) — Infobox Television episode Title=I Only Have Eyes for You Series=Buffy the Vampire Slayer Season=2 Episode=19 Airdate=April 28 1998 Production=5V19 Writer=Marti Noxon Director=James Whitmore, Jr. Episode list=List of Buffy the Vampire Slayer… … Wikipedia
Christ Crowned with Thorns (Bosch, London) — Christ Crowned with Thorns Artist Hieronymus Bosch Year 1495 1500 Type Oil on wood Dimensions … Wikipedia
List of Latin words with English derivatives — This is a list of Latin words with derivatives in English (and other modern languages). Ancient orthography did not distinguish between i and j or between u and v. Many modern works distinguish u from v but not i from j. In this article both… … Wikipedia
List of Happy Tree Friends characters — This is a list of fictional characters from Happy Tree Friends. There are 22 main characters, and some other supporting characters. To celebrate the 10th anniversary of the series in 2010, the creators of Happy Tree Friends announced that there… … Wikipedia
literature — /lit euhr euh cheuhr, choor , li treuh /, n. 1. writings in which expression and form, in connection with ideas of permanent and universal interest, are characteristic or essential features, as poetry, novels, history, biography, and essays. 2.… … Universalium

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

it is splendid to have you with us

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

it is splendid to have you with us

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: